Uitspraak
[A],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering
‘Ik was alleen met [geïntimeerde] die dag toen ik haar de envelop met het geld heb gegeven. Haar zoon was wel thuis, maar die zat binnen. Wij zaten buiten.’Volgens [A] klopt het proces-verbaal in dat opzicht niet, maar gesteld noch gebleken is dat hij daar (toen) actie op heeft ondernomen. Hierbij betrekt het hof dat het proces-verbaal, gezien de gebruikte bewoordingen, bepaald de indruk wekt dat tijdens de comparitie in eerste aanleg uitdrukkelijk aandacht is besteed aan de vraag wie daar toen aanwezig was. Als [A] dan anders heeft verklaard, zoals hij nu stelt, had in de rede gelegen dat hij - bijvoorbeeld - om aanpassing van het proces-verbaal had gevraagd. Er is dan ook geen reden om voorbij te gaan aan wat [A] op de zitting in eerste aanleg heeft verklaard. Dit betekent dat er ook op dit aspect discrepantie is en dat draagt niet bij aan de geloofwaardigheid van [A] verklaring over de terugbetaling.
3.De beslissing
19 september 2017;
11 juni 2019.