In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen, vastgesteld op 12 km/h boven de toegestane snelheid. De gedraging vond plaats op 5 juli 2016 om 06:26 uur op de A12 te Utrecht, waar de betrokkene als kentekenhouder een boete van € 91,- ontving. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard, maar de betrokkene betwistte de juistheid van de bebording die de maximumsnelheid aangaf.
Het hof oordeelde dat de kantonrechter onvoldoende bewijs had dat de bebording op de juiste wijze was geplaatst en gecontroleerd. De gemachtigde van de betrokkene had aangevoerd dat de borden ten tijde van de gedraging waren afgeplakt, wat cruciaal was voor de vaststelling van de gedraging. Het hof concludeerde dat zonder een proces-verbaal van controle of schouwrapport niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de maximumsnelheid correct was aangegeven. Daarom werd de sanctiebeschikking vernietigd.
Daarnaast oordeelde het hof dat de proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen, en stelde het bedrag vast op € 896,-. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter, verklaarde het beroep gegrond en bepaalde dat de betrokkene het door hem gestelde bedrag ter zekerheid wordt gerestitueerd.