Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “handelen ism een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C6 bijlage I RVV 1990”, welke gedraging zou zijn verricht op 11 april 2016 om 19.22 uur op de Van Zijstweg te Utrecht met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene voert - onder meer - aan dat de gedraging, die door haar wordt ontkend, niet kan worden bewezen. Uit de beslissing van de officier van justitie en uit de beslissing van de kantonrechter blijkt niet hoe is voldaan aan de juridische randvoorwaarden als vereist door Bijlage L bij de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar. In het administratief beroep had de betrokkene daarover onder meer aangevoerd dat op de foto van de gedraging het C-bord goed zichtbaar moet zijn. Er zijn geen foto's beschikbaar, laat staan foto's die aan de eisen voldoen.
3. In bijlage L van de Beleidsregels boa, zoals die ten tijde van de oplegging van de sanctie luidde, staat het toepasselijk kader voor de gemeente opgenomen indien zij, zoals hier, digitaal wil handhaven op categorie C borden. Uit deze voorwaarden kan worden afgeleid dat er een foto van de gedraging wordt gemaakt.
4. Het hof stelt vast dat door de advocaat-generaal een foto van de gedraging is verstrekt. Niet is gebleken dat deze ook verstrekt is aan de betrokkene. Het hof zal voor de volledigheid een foto van de gedraging meesturen met dit arrest en daarmee, gelet op het hierna overwogene, volstaan. Op de foto is een voertuig te zien met het onder 1. genoemde kenteken. Op de foto is geen bebording te zien.
5. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld welk gevolg hieraan verbonden moet worden en acht hierbij van belang of het niet voldoen aan hetgeen in bijlage L is gesteld op andere wijze wordt ondervangen (vgl. het arrest van dit hof van 14 juni 2018, ECLI:NLGHARL:2018:5537).
6. De sanctie is opgelegd door verbalisant De Jonge, boa domein openbare ruimte. Uit de gegevens in het zaakoverzicht volgt dat automatisch is vastgesteld dat artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) is overtreden in combinatie met bord C6 uit de bijlage bij het RVV 1990. De verbalisant heeft de gegevens van het voertuig opgegeven en opgemerkt dat het gaat om "cityaccess milieuzone".
7. Bij de stukken bevindt zich een algemeen proces-verbaal opgemaakt door verbalisant [B] op 18 december 2015 te Utrecht. Uit dit proces-verbaal volgt wanneer de milieuzone is ingesteld in de gemeente Utrecht, welke voertuigen deze zone niet mogen betreden, op welke wijze de milieuzone is aangekondigd en welke borden waar zijn geplaatst, op welke manier overtredingen worden vastgelegd en de inhoud van de communicatie die vanuit de gemeente heeft plaatsgevonden ter voorbereiding op de instelling van de milieuzone.
8. Verder bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant van
26 februari 2018 waarin - kort samengevat - staat dat het voertuig met het onder 1. genoemde kenteken is waargenomen door het automatische kentekenregistratiesysteem van de vaste camera's. De borden C6 staan op ieder punt waar de milieuzone wordt binnengereden en het is niet mogelijk om de milieuzone binnen te rijden zonder dit bord te passeren.
9. Hetgeen in deze zaak in het zaakoverzicht en in het aanvullend proces-verbaal staat opgenomen over de bebording op de pleeglocatie betreft geen waarneming van de verbalisant van het C-bord ten tijde van de gedraging. Ook het reeds vóór de onderhavige gedraging opgemaakte algemene proces-verbaal behelst logischerwijze geen verklaring van de waarneming hiervan door de verbalisant. Gelet hierop kan op basis van de verklaringen van de verbalisant niet worden vastgesteld dat het bord C6 deugdelijk stond geplaatst. De aanwezigheid van het C-bord ten tijde van de gedraging blijkt ook anderszins niet. De vaststelling van de gedraging voldoet aldus niet aan de daartoe gestelde eisen.
10. Voorgaande heeft tot gevolg dat de aan de betrokkene opgelegde sanctie niet in stand kan blijven. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de inleidende beschikking ten onrechte ongegrond verklaard. Het hof zal, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, de inleidende beschikking vernietigen. Het tot zekerheid gestelde bedrag moet worden gerestitueerd.
11. Omdat de inleidende beschikking wordt vernietigd komen de gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking. In artikel 9, eerste lid, van de Wahv wordt hoofdstuk 8 van de Awb uitgesloten. De betrokkene kan dus geen verzoek doen in de zin van artikel 8:88 van de Awb. De Wahv voorziet in een eigen regeling met betrekking tot proceskostenvergoeding. Artikel 13a, eerste lid, laatste volzin, van de Wahv verklaart het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) van overeenkomstige toepassing. Derhalve dient het hof het kostenverzoek te beoordelen aan de hand van de genoemde regeling.
12. Ingevolge artikel 1 van het Besluit kan een veroordeling in de kosten uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. reis- en verblijfkosten van een partij,
d. verletkosten van een partij,
e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken, en
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
13. De door de betrokkene opgegeven kantoorkosten komen op grond van voornoemd Besluit niet voor vergoeding in aanmerking. Reis- en verletkosten worden alleen vergoed voor het bijwonen van de zitting. Het hof stelt vast dat de betrokkene niet is verschenen bij de zitting van de kantonrechter. De door de betrokkene opgegeven verletkosten voor het opstellen van verschillende stukken komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het verzoek om vergoeding van de kosten zal dan ook worden afgewezen.