ECLI:NL:GHARL:2019:4958

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
WAHV 200.221.923
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor overtreding geslotenverklaring met bord C6

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 26 juli 2017 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene voor het inrijden van een milieuzone, aangeduid met bord C6. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De betrokkene stelde dat hij de borden niet had kunnen zien en niet op de hoogte was van de milieuzone, en dat de sanctie om die redenen vernietigd moest worden.

Het hof oordeelt dat de betrokkene de milieuzone is ingereden en dat dit met een verkeersbord C6 was aangeduid. Het hof stelt vast dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht en dat het aan de betrokkene is om zijn rijgedrag aan te passen. De betrokkene kan niet worden vrijgesteld van de sanctie omdat hij de borden niet heeft opgemerkt. Het hof concludeert dat de plaatsing van vooraankondigingsborden niet relevant is voor de vraag of de betrokkene de milieuzone had mogen betreden.

De gemachtigde heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een fuik waaruit ontsnappen onmogelijk was. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de inleidende beschikking niet wordt vernietigd. Het hof verwijst naar eerdere jurisprudentie ter ondersteuning van zijn beslissing en concludeert dat de bebording ten tijde van de gedraging correct was.

Uitspraak

WAHV 200.221.923
12 juni 2019
CJIB 200243572
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 26 juli 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 248,-.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van "handelen i.s.m. een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C6 bijlage I RVV 1990", welke gedraging zou zijn verricht op 29 juli 2016 om 18:20 uur op de Abram van Rijckevorselweg te Rotterdam met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De gemachtigde herhaalt een aantal van zijn in beroep bij de kantonrechter aangevoerde bezwaren tegen de sanctie. De betrokkene is de milieuzone ingereden, maar heeft de borden onmogelijk kunnen zien. Daarnaast was de betrokkene niet op de hoogte van de milieuzone. Had hij de maar liefst acht borden met daarop verschillende teksten die er op staan wel gezien, dan had hij ze onmogelijk kunnen lezen bij een snelheid van 50 km/u. Daarbij zijn de vooraankondigingsborden geplaatst op het verkeersplein in de bocht. Vanwege de verkeersdrukte heb je op dat punt geen andere mogelijkheid dan de zone in te rijden. Ten slotte verwijst de gemachtigde naar bijlage L bij de op 18 juni 2015 in de Staatscourant gepubliceerde Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Beleidsregels boa). In deze bijlage staan diverse eisen waaraan moet worden voldaan bij het digitaal handhaven op C-borden. Aan in elk geval één van deze eisen is niet voldaan; het C-bord is niet zichtbaar op de foto van de gedraging die zich in het dossier bevindt. Volgens de gemachtigde dient de inleidende beschikking op grond van voormelde redenen te worden vernietigd.
3. Nu niet wordt betwist dat de betrokkene de milieuzone is ingereden en deze met een verkeersbord C6 was aangeduid, staat vast dat de gedraging is verricht. Gelet op het verweer van de gemachtigde ziet het hof zich thans voor de vraag gesteld of er desondanks redenen zijn om de aan de betrokkene opgelegde sanctie ongedaan te maken.
4. Het hof stelt voorop dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht. In het kader daarvan is het aan de weggebruiker om diens rijgedrag, waaronder de snelheid, zodanig aan te passen dat verkeersborden niet alleen tijdig worden waargenomen, maar dat ook kennis kan worden genomen van de inhoud daarvan. Dat de betrokkene de borden niet heeft opgemerkt, dan wel vanwege zijn snelheid de informatie op deze borden niet tot zich heeft kunnen nemen, komt dan ook voor zijn rekening.
5. Voor wat betreft de plaatsing van vooraankondigingsborden merkt het hof allereerst op dat geen rechtsregel voorschrijft dat een geslotenverklaring met eerder geplaatste borden wordt aangekondigd. De plaatsing van de vooraankondigingsborden in de onderhavige zaak, volgens de gemachtigde een onhandige, is dan ook - wat hier verder ook van zij - niet relevant.
6. De door de betrokkene geschetste verkeersdrukte is voorts geen omstandigheid die ertoe kan leiden dat het de betrokkene niet kan worden verweten de milieuzone te hebben betreden. Het is aan de betrokkene om te anticiperen op een naderende milieuzone door bijvoorbeeld een alternatieve route in te rijden. Dat deze mogelijkheid er in de onderhavige zaak was, volgt uit het uit mei 2016 daterende algemeen proces-verbaal van verbalisant [D] dat zich in het dossier bevindt. Hierin is de volgende passage opgenomen:
"Op alle wegen die de milieuzone ingaan, zijn vooraankondigingsborden geplaatst (bord L10). Deze vooraankondigingsborden geven aan dat de bestuurder een geslotenverklaring met bord C6 nadert. De vooraankondigingsborden zijn geplaatst om bezoekers tijdig op de geslotenverklaring met bord C6 te wijzen. De vooraankondigingsborden zijn vóór de zonegrens, zodat de bestuurders een alternatieve route kunnen kiezen."
7. Dat er in de onderhavige zaak sprake was van een fuik waaruit ontsnappen onmogelijk was, blijkt dan ook niet. De gemachtigde heeft dit niet aannemelijk gemaakt.
8. In bijlage L van de Beleidsregels boa staat het toepasselijk kader voor de gemeente opgenomen indien zij digitaal wil handhaven op categorie C-borden. Als voorwaarde waaraan voldaan moet worden, staat daarin onder meer vermeld dat het C-bord zichtbaar op de foto moet staan. Het betreft een voorwaarde met betrekking tot de wijze waarop de boa zijn bevoegdheid uitoefent. Aan deze voorwaarde is hier niet voldaan.
9. Enig gevolg zal het hof aan deze vaststelling echter niet verbinden. Onder verwijzing naar het arrest van het hof van 14 juni 2018 (te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NLGHARL:2018:5537) overweegt het hof dat achterliggende gedachte van vorenomschreven eis is dat vast moet komen te staan dat ten tijde van de gedraging een
C-bord was geplaatst. Indien dit niet uit de foto van de gedraging kan worden afgeleid, kan dit op andere wijze worden ondervangen. Dat een dergelijk bord was geplaatst in de onderhavige zaak staat niet ter discussie; de gemachtigde spreekt zelfs over acht C6 borden. Aldus staat vast dat ten tijde van de gedraging de bebording juist was.
10. Geen van de hoger beroepsgronden treft doel. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen.
11. Omdat de inleidende beschikking niet wordt vernietigd, is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding (vgl. het arrest van het hof van 1 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3197).

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.