ECLI:NL:GHARL:2019:505

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
200.206.718/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betaling onder opschortende voorwaarde in faillissement

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van [appellante] tegen Stichting Triade. De zaak betreft een huurachterstand die is betaald door Tipo Tenaz B.V., een bedrijf waarvan [appellante] bestuurder is, tijdens het faillissement van [B], de huurder van een bedrijfsruimte. [appellante] vorderde terugbetaling van het betaalde bedrag van € 8.500,- op de grond van onverschuldigde betaling, stellende dat de betaling onder opschortende voorwaarde was gedaan. Het hof heeft de vordering afgewezen, omdat [appellante] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een afspraak met Triade over de voortzetting van de huurovereenkomst. Het hof oordeelde dat de stellingen van [appellante] niet consistent waren en dat er geen bewijs was voor de beweerde afspraken. De kantonrechter had eerder de vordering van [appellante] afgewezen, en het hof heeft dit vonnis bekrachtigd. Tevens is [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.206.718/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 4898290 )
arrest van 22 januari 2019
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Stichting Triade,
gevestigd te Lelystad,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Triade,
advocaat: mr. J. Faas, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
3 augustus 2016 dat de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 2 november 2016;
- de memorie van grieven d.d. 21 maart 2017;
- de memorie van antwoord (met een productie) d.d. 30 mei 2017;
- het comparitiearrest d.d. 1 mei 2018;
- een akte uitlating productie van [appellante] d.d. 9 januari 2019;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 9 januari 2019.
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op de stukken zoals die ten behoeve van de comparitie zijn overgelegd.
2.3
[appellante] vordert in hoger beroep - kort samengevat - dat het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigt en opnieuw rechtdoende Triade veroordeelt om aan [appellante] te betalen een bedrag van € 8.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
5 november 2015, met veroordeling van Triade in de proceskosten van beide instanties.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.3 van het bestreden vonnis, aangevuld met enige feiten die in hoger beroep tevens als vaststaand hebben te gelden.
3.1
[appellante] had in 2014 een affectieve relatie met [B] (verder: [B] ). [B] oefende in [C] een Hoveniers- en aannemingsbedrijf uit aan de [a-straat 1] te [C] in een bedrijfsruimte die hij had gehuurd van Triade.
3.2
[B] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Triade heeft - in een procedure waarbij zij werd vertegenwoordigd door deurwaarderskantoor Jepma - ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van de huurachterstand gevorderd. De kantonrechter te Lelystad heeft bij vonnis van 12 maart 2014 [B] veroordeeld tot betaling van € 10.750,- aan huurachterstand, te vermeerderen met een bedrag aan boeten een incassokosten en de huurovereenkomst ontbonden voor het geval [B] niet binnen een maand na het vonnis aan Triade een bedrag van € 4.250,- had voldaan.
3.3
[B] is op 11 februari 2014 failliet verklaard. Hij heeft verzet en vervolgens hoger beroep tegen de faillietverklaring ingesteld. Het hoger beroep is bij dit hof behandeld op
24 april 2014 en het faillissement is bij arrest van 1 mei 2014 bekrachtigd.
3.4
Op 11 april 2014 heeft Tipo Tenaz B.V. € 8500,- voldaan aan deurwaarderskantoor Jepma te Almere (thans Almere Gerechtsdeurwaarders) onder de omschrijving [B] /Triade. en het dossiernummer. [appellante] was bestuurder van Tipo Tenaz B.V.
3.5
Op 27 mei 2014 heeft de curator in het faillissement van [B] de huurovereenkomst betreffende de [a-straat 1] opgezegd. Triade heeft zelf op die datum ook de huurovereenkomst opgezegd.
3.6
[appellante] heeft bij brief van 20 oktober 2014 aan Triade geschreven:
Mijn B.V. heeft deze betaling gedaan omwille van de overname van het pand aan de [a-straat 1] te [C] , het pand dat u aan de heer [B] verhuurde, in verband met een doorstart van het bedrijf van de heer [B] . Met deze betaling was aan de eerste voorwaarde voldaan van het vonnis in het dossier Triade/ [B] . Echter heeft uw stichting het huurcontract met de heer [B] opgezegd, waardoor er geen directe overname van het bedrijf meer mogelijk was. Ook wilt u niet meewerken aan een doorstart door mijn B.V. Tipo Tenaz B.V.
(…)
U heeft het bedrag van € 8500,- dan ook ten onrechte van mijn B.V. verkregen zodat er sprake is van een ongerechtvaardigde verrijking uwerzijds, danwel een onverschuldigde betaling mijnerzijds. Tipo Tenaz wenst dit bedrag van € 8500,- (…) terug te ontvangen.
3.7
Tipo Tenaz B.V. heeft haar veronderstelde vordering op Triade aan [appellante] gecedeerd.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[appellante] heeft in eerste aanleg kort samengevat betaling van Triade gevorderd van € 8.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 november 2005, op de grondslag onverschuldigde betaling omdat dit bedrag onder opschortende voorwaarde is betaald en omdat Triade niet aan de opschortende voorwaarde van medewerking aan voortzetting van de huurovereenkomst betreffende [a-straat 1] te [C] heeft voldaan.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering van [appellante] afgewezen omdat zij haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
[appellante] heeft twee grieven tegen het beroepen vonnis aangevoerd, waarvan de
tweede grief, die zich tegen de proceskostenveroordeling keert, zelfstandige betekenis mist zoals [appellante] ook zelf al heeft opgemerkt.
5.2
De
eerste griefkeert zich tegen de afwijzing van de vordering van [appellante] . De vordering van [appellante] is gegrond op de stelling dat de betaling van Tipo Tenaz B.V. van 11 april 2014 voortvloeit uit een afspraak tussen Tipo Tenaz B.V. en Triade inhoudende dat Triade in ruil voor betaling van € 8.500,- het huurcontract met [B] zou continueren, dan wel dat Tipo Tenaz B.V. of [appellante] het huurcontract zouden mogen overnemen. Triade heeft het bestaan van een dergelijke afspraak gemotiveerd betwist.
5.3
Het hof stelt met de kantonrechter vast dat voor het bestaan van een dergelijke afspraak geen bewijs in het dossier voorhanden is. De stelling van [appellante] dat de betaling door Tipo Tenaz B.V. op 11 april 2014 - gegeven het faillissement van [B] - zinloos was (‘bodemloze put’) als daartegenover niet een toezegging als door [appellante] gesteld stond, levert geen vermoeden op voor de juistheid van haar stelling. Het hof wijst er ook op dat [B] op 11 april 2014 zich nog niet bij zijn faillissement had neergelegd en dit nog in hoger beroep aanvocht. De bewijslast voor het bestaan van een afspraak als door [appellante] gesteld, berust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv bij [appellante] , zoals zij zelf ook heeft aangegeven.
5.4
Het hof stelt vast dat ten aanzien van de precieze aard van de tussen Tipo Tenaz B.V. (dan wel [appellante] ) en Triade gemaakte afspraken, [appellante] erg vaag blijft en wisselende standpunten heeft ingenomen.
In de memorie van grieven heeft [appellante] gesteld dat zij in de periode eind maart/begin april 2014 op deurwaarderskantoor Jepma in Almere met een medewerker van Jepma de afspraak
zou hebben gemaakt dat, mits er maar € 8.500,- zou worden betaald, [B] dan wel [appellante] de huurovereenkomst voor [a-straat 1] zou kunnen voortzetten. Op de zitting van het hof heeft [appellante] , nadat zij geconfronteerd werd met de mededeling van (de rechtsopvolgster van) deurwaarderskantoor Jepma dat volgens het daar bijgehouden logboek er alleen een gesprek met [B] en [appellante] is geweest op het deurwaarderskantoor op 14 februari 2014, aangegeven dat de afspraak over voortzetting van de huurovereenkomst gemaakt zou zijn in een telefoongesprek tussen [B] en deurwaarderskantoor Jepma in de periode eind maart -begin april 2014 en dat [appellante] aan dat telefoongesprek zou hebben deelgenomen.
5.5
Het hof passeert in dit licht het aanbod van [appellante] tot het horen van haarzelf en [B] als getuigen over de inhoud van de beweerdelijk met Triade gemaakte afspraken, nu [appellante] onvoldoende heeft gesteld om tot getuigenbewijs te worden toegelaten. Zij heeft niet voldoende duidelijk aangegeven wat er nu zou zijn afgesproken omtrent voortzetting van de huurovereenkomst: was dat nu voortzetting door [B] , ook ingeval het faillissement in stand zou blijven, of overname van het huurcontract door Tipo Tenaz B.V. of [appellante] zelf? Zij heeft verder niet aangegeven tussen wie nu precies afspraken zouden zijn gemaakt: heeft [appellante] nu namens Tipo Tenaz B.V. een afspraak gemaakt, of [B] ? Welke medewerker van het deurwaarderskantoor Jepma was daarbij betrokken? [appellante] is evenmin duidelijk over het tijdstip en de plaats waarop de afspraak zou zijn gemaakt: de stelling dat dit ten kantore van Jepma zou zijn geweest is ter comparitie bij het hof prijs gegeven.
5.6
Het hof laat verder nog daar dat [appellante] niet heeft aangegeven waaruit volgt dat de medewerker van Jepma bevoegd was om Triade te binden bij een toezegging over de mogelijke overname van de huurovereenkomst, en dat de juridische vertaling van de beweerdelijke afspraak in een betaling onder opschortende voorwaarde, die vervolgens teruggedraaid zou moeten worden en uitmondt in een onverschuldigde betaling dan wel een ongedaanmakingsverplichting (zonder dat daarbij een ontbinding is gesteld of gevorderd) niet geheel in overeenstemming is met de daarop betrekking hebbende bepalingen uit boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
5.7
De grief treft geen doel.
De slotsom
5.8
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellante] in de kosten van het hoger beroep veroordelen, voor wat het salaris van de advocaat van Triade betreft te begroten op 2 punten overeenkomstig tarief I van het liquidatietarief.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Lelystad van 3 augustus 2016;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Triade vastgesteld op € 716,- voor verschotten en op € 1.518,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. O.E. Mulder en mr. W.A. Zondag en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
22 januari 2019.