ECLI:NL:GHARL:2019:5093

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
WAHV 200.225.706
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor hinder bij het besturen van een voertuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een administratieve sanctie die is opgelegd aan de betrokkene voor het rijden met een voertuig terwijl hij werd gehinderd door een kerstboom die op de treeplank van zijn scooter was geplaatst. De sanctie van € 160,- werd opgelegd door de officier van justitie en later door de kantonrechter van de rechtbank Den Haag op 8 september 2017 ongegrond verklaard. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat zijn uitzicht niet werd gehinderd en dat het vervoeren van een kerstboom op de treeplank niet expliciet verboden is. Hij heeft verzocht om beeldopnames van de gedraging, maar dit verzoek werd niet ingewilligd.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging inderdaad heeft plaatsgevonden. De betrokkene heeft niet aangetoond dat de ambtenaar die de sanctie oplegde onjuist heeft gehandeld. Het hof oordeelt dat de betrokkene op de hoogte had moeten zijn van de regelgeving die hem verbiedt om gehinderd te worden door lading tijdens het besturen van een voertuig. De omstandigheid dat de betrokkene niet doelbewust de overtreding heeft begaan, is geen reden om de sanctie te matigen of achterwege te laten. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

WAHV 200.225.706
18 juni 2019
CJIB 203962761
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 8 september 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 160,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze”, welke gedraging zou zijn verricht op 23 december 2016 om 16:15 uur op de Oranje Nassausingel te Alphen aan den Rijn met het voertuig met het kenteken [Y-000-YY] .
2. De betrokkene voert aan zowel in administratief beroep als bij de kantonrechter te hebben aangegeven dat er beeldopnames zijn gemaakt en dat hij graag de beelden zou bekijken. Aan dit verzoek is zonder verder commentaar voorbij gegaan. Verder voert de betrokkene aan dat zijn uitzicht niet werd gehinderd en dat ook geen sprake was van stuurbelemmering. Hij verwijst hierbij naar eerder in de procedure door hem overgelegde foto's. Er staat niet in de wet dat het verboden is om op een treeplank van een scooter lading te vervoeren. Het betreffende kerstboompje valt binnen de toegestane maatvoering. De betrokkene is altijd alert op zaken die zijn veiligheid in gevaar kunnen brengen. De betrokkene vindt de sanctie niet in verhouding tot het vergrijp. De sanctie is gelijk aan sancties waarbij bewust het risico wordt genomen andere weggebruikers in een gevaarlijke situatie te brengen, terwijl de betrokkene niet kon weten dat hij niets op de treeplank mag vervoeren. De betrokkene voelde zich door het optreden van de ambtenaren van de politie vernederd.
3. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 5.18.3. van de Regeling voertuigen. Hierin is het volgende bepaald:
'De bestuurder mag bij het besturen van het voertuig niet door passagiers, lading of op andere wijze worden gehinderd.'
4. In deze procedure staat slechts ter beoordeling van het hof de vraag of de gedraging is verricht en of er sprake is van zodanige omstandigheden dat de sanctie achterwege moet blijven of gematigd zou moeten worden. Klachten over de bejegening door ambtenaren van de politie die betrokkene waren bij deze situatie vallen buiten de reikwijdte van deze procedure. Voor zover de betrokkene hierover klaagt zal het hof dit verder onbesproken laten.
5. Uit het dossier blijkt dat de betrokkene pas nadat de kantonrechter een beslissing heeft genomen heeft verzocht om beeldopnames van de gedraging. Niet gebleken is dat de betrokkene hier al bij de officier van justitie of voor of tijdens de zitting bij de kantonrechter om heeft verzocht. Gelet hierop was de kantonrechter niet gehouden navraag te doen naar de beelden of hierop in te gaan in de beslissing.
6. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Het is echter niet zo dat de ambtenaar altijd in het gelijk wordt gesteld en op zijn woord wordt geloofd. Als de verklaring van de ambtenaar voor juist wordt gehouden, is diens verklaring een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Of de verklaring van de ambtenaar voor juist wordt gehouden is ervan afhankelijk of de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. De betrokkene hoeft dus niet het bewijs van zijn onschuld te leveren, maar van de betrokkene mag wel worden verwacht dat hij door middel van concrete feiten en omstandigheden een begin van twijfel aan de juistheid van de verklaring van de ambtenaar aandraagt.
7. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Ik zag dat (het hof vult aan: voor) de betrokkene een kerstboom rechtop op de voetplaat stond. Ik zag dat de boom voor het gezicht van de betrokkene zat. Ik zag dat betrokkene moeilijk kon manoeuvreren met zijn stuur door de kerstboom."
8. Het is weliswaar niet expliciet verboden lading te vervoeren op de voetplaat van een scooter, maar dat betekent niet dat geen sprake kan zijn van hinder als dat wel wordt gedaan. Dat de scooter met de kerstboom op de voetplank volgens de betrokkene binnen de toegestane maatvoering bleef, betekent evenmin dat geen sprake kan zijn van hinder. Gelet op de door de betrokkene overgelegde foto's wil het hof wel aannemen dat het zicht niet door de lading werd belemmerd. De ambtenaar heeft echter ook verklaard dat de betrokkene door de kerstboom moeilijk kon manoeuvreren. Hetgeen de betrokkene hiertegen aanvoert, geeft het hof geen aanleiding op dit punt aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Gelet hierop stelt het hof vast dat de gedraging is verricht.
9. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof vervolgens te beoordelen of er redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
10. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van dergelijke redenen. Van de betrokkene mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de geldende regelgeving en dus dat hij weet dat hij niet mag worden gehinderd door de lading. De omstandigheid dat de betrokkene niet doelbewust de gedraging heeft begaan, is geen omstandigheid die aanleiding geeft om de sanctie te matigen of in zijn geheel achterwege te laten. De mogelijkheid tot oplegging van een sanctie als de onderhavige heeft de wetgever niet afhankelijk gesteld van opzet. Voor zover de betrokkene meent dat de verbalisant in dit geval met een waarschuwing had moeten volstaan, wijst het hof op de discretionaire bevoegdheid van de verbalisant. Die heeft een zekere ruimte om te beslissen of hij volstaat met een waarschuwing dan wel dat hij een sanctie oplegt. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen. Niet kan worden geoordeeld dat de verbalisant in redelijkheid niet tot het opleggen van de sanctie heeft kunnen komen, maar met een waarschuwing had moeten volstaan.
11. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.