ECLI:NL:GHARL:2019:5151

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
WAHV 200.252.420
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • M. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de plaatsing van verkeersborden en de gevolgen voor snelheidsovertredingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 22 november 2018 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 109,- opgelegd gekregen wegens overschrijding van de maximumsnelheid op de N211 Wippolderlaan. De gedraging vond plaats op 12 maart 2018 om 16:06 uur, waarbij de betrokkene als kentekenhouder werd aangesproken. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de bebording ter plaatse onzorgvuldig was geplaatst en niet duidelijk was voor welke rijbanen de verkeersborden golden.

Het hof heeft de argumenten van de gemachtigde beoordeeld en vastgesteld dat de bebording in overeenstemming was met de Uitvoeringsvoorschriften BABW. De gemachtigde ontkende de gedraging niet, maar stelde dat de verkeerssituatie complex was en dat de zichtbaarheid van de borden tekortschietend was. Het hof oordeelde dat de betrokkene verantwoordelijk was voor het waarnemen van de verkeersborden en dat de argumenten van de gemachtigde niet voldoende waren om de sanctie niet op te leggen.

Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Het hof benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het naleven van verkeersregels bij de automobilist ligt, ongeacht de plaatsing van verkeersborden. De uitspraak onderstreept het belang van oplettendheid in complexe verkeerssituaties en de noodzaak voor bestuurders om zich aan de geldende verkeersregels te houden.

Uitspraak

WAHV 200.252.420
20 juni 2019
CJIB 215215831
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 22 november 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 16 mei 2019 is nog een brief van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen. Een kopie daarvan is toegestuurd aan advocaat-generaal. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 juni 2019. De gemachtigde en de betrokkene zijn verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [C] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 109,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom, met 13 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 12 maart 2018 om 16:06 uur op de N211 Wippolderlaan, kruising Laan van Wateringse Veld richting Naaldwijk te Wateringen met het voertuig met het kenteken
[00-YY-YY] .
2. De gemachtigde van de betrokkene, ten tijde van de gedraging de feitelijke bestuurder van het voertuig, ontkent de gedraging niet, maar stelt dat de bebording ter plaatse niet duidelijk is. De gemachtigde is op een later moment naar de verkeerssituatie teruggekeerd. Daar constateerde hij dat vlak na afrit 12 van de A4 - welke hij voorafgaand aan de gedraging nam - de maximumsnelheid 70 is aangegeven. Vlak daarna staan zowel links als rechts langs de vier rijstroken (twee linkerrijstroken, die invoegen op de twee rechter rijstroken) verkeersborden die de maximumsnelheid 50 aangeven. Het verkeersbord aan de rechterzijde van de weg staat in een bocht, terwijl op dat moment gelet moet worden op invoegend verkeer van links. De aandacht is dus op links gevestigd. Als dan op de meest rechterbaan (voor het bord A1 "50") een vrachtwagen rijdt, wordt het verkeersbord aan de rechterzijde van de weg zeker gemist. Daarbij is het maar de vraag of het verkeersbord dat aan de linkerzijde van de weg staat niet slechts geldt voor de linker invoegstroken, helemaal nu de linker en de rechter rijstroken pas na de bebording samen komen. Pas na de kruising waar de gedraging is verricht staan weer opnieuw verkeersborden waarop de maximumsnelheid is aangegeven. Al met al staan de verkeersborden op een plaats waar de aandacht uitgaat naar een complexe verkeerssituatie en zijn deze dus onzorgvuldig geplaatst. De gemachtigde is van mening dat het belangrijker is om op de verkeerssituatie te letten dan op de bebording, zeker wanneer dit een voor hem onbekende verkeerssituatie betreft. Omdat wegens deze omstandigheden de maximumsnelheid onbedoeld is overtreden door de tekortschietende zichtbaarheid van het verkeersbord, verzoekt de gemachtigde hem de overtreding niet aan te rekenen.
3. De advocaat-generaal heeft als bijlage bij het verweerschrift een uitdraai van Google Streetview overgelegd, opgenomen in oktober 2018. Op deze uitdraai is de verkeerssituatie op de N211 Wippolderlaan, voorafgaand aan de kruising waar de gedraging heeft plaatsgevonden, zichtbaar. Op deze uitdraai zijn vier rijstroken te zien, waarnaast uiterst links en uiterst rechts een bord A1 "50" is geplaatst. Ook is een bord L5 (einde rijstrook) zichtbaar, welke het einde van de meest linker rijbaan markeert, zodat het verkeer op die rijbaan in dient te voegen, waarna drie rijstroken resteren. Een en ander komt overeen met hetgeen de gemachtigde heeft beschreven, zodat het hof het voldoende aannemelijk acht dat de feitelijke situatie ten tijde van de gedraging overeen kwam met de situatie op deze uitdraai.
4. Gelet op de overige stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB en de foto's van de gedraging, en in aanmerking genomen dat de gemachtigde de gedraging niet ontkent, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
5. Vervolgens dient het hof - gelet op het gevoerde verweer - te beoordelen of er omstandigheden zijn die meebrengen dat het opleggen van een sanctie niet billijk is dan wel dat de sanctie op een lager bedrag moet worden vastgesteld.
6. Met betrekking tot het verweer van de gemachtigde dat de borden onzorgvuldig zijn geplaatst en niet duidelijk is voor welke rijbanen het verkeersbord aan de linkerzijde van de weg geldt overweegt het hof het volgende.
7. Hoofdstuk II, paragraaf 2, tiende lid, van de Uitvoeringsvoorschriften Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: Uitvoeringsvoorschriften BABW) luidt, voor zover hier van belang:
"10. Borden worden geplaatst aan de rechterzijde van de weg of boven een rijstrook indien het bord uitsluitend voor die rijstrook geldt, dan wel links van de weg indien het bord uitsluitend voor de linkerzijde geldt. (…) Ter hoogte van rechts geplaatste borden kunnen eveneens aan de linkerzijde van de weg of rijbaan worden geplaatst indien daaraan uit oogpunt van waarneembaarheid behoefte bestaat dan wel indien het bord tevens voor de linkerzijde geldt.
11. Bij gebruik op twee- of meerstrooks gedeelten van autosnelwegen en dubbelbaans autowegen worden de borden A1 (…) geplaatst aan beide zijden van de rijbaan waarop zij betrekking hebben."
8. Dat de maximumsnelheid op 12 maart 2018 onduidelijk of niet juist zou zijn aangegeven, acht het hof niet aannemelijk geworden. Geen rechtsregel bepaalt dat het bord A1 niet in een bocht geplaatst mag worden. Plaatsing van de borden A1 "50" aan beide zijden van de rijbaan van de A2 is in overeenstemming met de hierboven weergegeven Uitvoeringsvoorschriften BABW. Deze bebording geldt, conform deze voorschriften, voor zowel de linker als de rechter rijstroken. Dat de rijstroken daarna samenkomen maakt dat niet anders. Daarnaast richten de Uitvoeringsvoorschriften BABW zich slechts tot de wegbeheerder. Het staat niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersteken overeenkomstig de voorschriften is geplaatst. Het is de verantwoordelijkheid van een automobilist om oplettend te zijn op aanwezige bebording en zijn rijgedrag te conformeren aan de geldende verkeersregels. Wanneer de aandacht van de gemachtigde wegens de verkeerssituatie niet op de rechterzijde van de weg was gericht, had hij het bord A1 "50" tevens aan de linkerzijde van de weg kunnen waarnemen. Dat de gemachtigde het bord A1 heeft gemist is aldus een omstandigheid die voor zijn rekening komt.
9. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft gegeven. Het hof zal die beslissing daarom bevestigen.
10. Omdat de inleidende beschikking niet wordt vernietigd, is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding (vgl. het arrest van het hof van 1 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3197).
Beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.