ECLI:NL:GHARL:2019:5256
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vermogensrechtelijke afwikkeling van een affectieve relatie en gezamenlijke eigendom van een woning
In deze zaak gaat het om de vermogensrechtelijke afwikkeling van een affectieve relatie tussen twee partijen die samen een woning hebben gekocht. De man, zonder vaste woon- of verblijfplaats, is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 10 mei 2017, waarin de rechtbank heeft beslist over de verdeling van de gezamenlijke eigendom van de woning en de financiële verplichtingen van beide partijen. De vrouw, die in de woning woont met haar kinderen, heeft verweer gevoerd en is ook in incidenteel hoger beroep gekomen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de relatie en de gezamenlijke financiën van partijen in overweging genomen. Het hof oordeelt dat de relatie in financieel opzicht niet eerder dan medio 2014 is beëindigd, ondanks de beweringen van de man dat de relatie al in 2007 was geëindigd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de man geen aanspraak kan maken op verrekening van kosten en de vrouw de woning mag overnemen voor een bepaalde prijs. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het hof concludeert dat de grieven van de man falen en dat de vrouw ontvankelijk is in haar incidentele hoger beroep.