ECLI:NL:GHARL:2019:5393

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
WAHV 200.222.090
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van administratieve sanctie voor verkeersgedraging en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 3 augustus 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene is opgelegd voor het niet stoppen voor een rood licht. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep gedeeltelijk gegrond verklaarde en de inleidende beschikking wijzigde. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De betrokkene had een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd gekregen voor de gedraging 'Niet stoppen voor rood licht', welke zou zijn gepleegd op 8 september 2016. De gemachtigde van de betrokkene voerde in hoger beroep aan dat de gewijzigde sanctie niet had mogen worden opgelegd, omdat de gedraging niet verwijtbaar was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht geen aanleiding geven om de sanctie niet op te leggen. De enkele omstandigheid dat de betrokkene geschrokken was van een plotseling stoppend voertuig was onvoldoende om de sanctie te rechtvaardigen.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De beslissing van de kantonrechter wordt bevestigd, omdat er geen aanleiding is om de inleidende beschikking te vernietigen, wat een voorwaarde zou zijn voor het toekennen van proceskostenvergoeding. Het hof verwijst naar een eerder arrest waarin is vastgesteld dat een proceskostenvergoeding alleen kan worden toegewezen als de inleidende beschikking wordt vernietigd, wat in dit geval niet aan de orde is.

Uitspraak

WAHV 200.222.090
1 juli 2019
CJIB 201410754
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 3 augustus 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “Niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging, met feitcode R602, zou zijn verricht op
8 september 2016 om 17:05 uur op de IJsselallee N337 te Zwolle met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen deze beschikking administratief beroep ingesteld. De officier van justitie heeft bij zijn beslissing het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de inleidende beschikking, voor wat betreft de omschrijving van de gedraging, de feitcode en het bedrag van de sanctie gewijzigd in "Niet stoppen voor een stopstreep", "feitcode R620,- en € 90,-. Tegen deze beslissing is namens de betrokkene beroep bij de kantonrechter ingesteld, die de bestreden beslissing heeft genomen.
3. De gemachtigde voert in hoger beroep aan dat de gewijzigde sanctie evenmin had mogen worden opgelegd, nu de gedraging niet verwijtbaar is. De betrokkene was namelijk heftig geschrokken door het plots voor hem stoppende voertuig, waaruit de bestuurder en de bijrijder stapten.
4. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof te beoordelen of de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht het opleggen van een sanctie niet billijken (vgl. artikel 9, tweede lid onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeervoorschriften).
5. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat zulke omstandigheden zich hebben voorgedaan. Weliswaar is op de foto's van de gedraging in het dossier te zien dat aan de bestuurders- en de passagierszijde van het voertuig naast dat van de betrokkene personen instappen, maar niet aannemelijk is gemaakt dat de betrokkene daardoor niet anders kon doen dan niet stoppen voor de stropstreep. De enkele omstandigheid dat de betrokkene erg is geschrokken, is daartoe onvoldoende.
6. De kantonrechter heeft het beroep dan ook terecht ongegrond verklaard.
7. De gemachtigde stelt voorts dat de officier van justitie, en vervolgens de kantonrechter, het verzoek tot proceskostenvergoeding, gelet op de wijziging van de inleidende beschikking, niet hadden mogen afwijzen.
8. De hiervoor onder 2 genoemde wijzigingen in de inleidende beslissing impliceren dat er sprake is van herroeping van een bestreden besluit wegens een aan de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd te wijten onrechtmatigheid. Dit dient er evenwel -anders dan voorheen- niet toe te leiden dat het verzoek tot vergoeding van proceskosten wordt ingewilligd. Zoals het hof heeft overwogen in zijn het arrest van 1 mei 2019 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2019:3197), is daartoe slechts aanleiding als de inleidende beschikking wordt vernietigd. Dat is hier niet het geval. Dit betekent dat de officier van justitie en de kantonrechter het verzoek om een dergelijke vergoeding terecht hebben afgewezen.
9. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen
10. Het verzoek tot vergoeding van kosten in hoger beroep wordt, gelet op het in rechtsoverweging 8 genoemde arrest, afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.