ECLI:NL:GHARL:2019:5397

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
WAHV 200.226.587
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van snelheidsovertredingen en sanctieoplegging in het kader van voortgezette handelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 18 september 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 93,- die aan de betrokkene is opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 11 km/h, gepleegd op 4 oktober 2016 om 13:19 uur op de Veluwedreef te Almere. De betrokkene heeft twee beschikkingen ontvangen voor snelheidsovertredingen die kort na elkaar zijn begaan. De gemachtigde van de betrokkene betwist de sanctie en stelt dat er sprake is van een voortgezette handeling, waarvoor niet tweemaal een sanctie kan worden opgelegd.

Het hof heeft vastgesteld dat de gedragingen zijn verricht en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om de sanctie te matigen of achterwege te laten. De betrokkene heeft tussen de twee snelheidsmetingen voldoende gelegenheid gehad om zijn snelheid aan te passen. Het hof oordeelt dat de gedragingen als afzonderlijke overtredingen moeten worden aangemerkt, ondanks het korte tijdsinterval tussen de metingen. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd.

Het hof concludeert dat de opgelegde sanctie terecht is en dat er geen gronden zijn voor een andere beslissing. De uitspraak bevestigt de noodzaak van sancties bij verkeersdelicten, ook wanneer deze dicht op elkaar plaatsvinden.

Uitspraak

WAHV 200.226.587
1 juli 2019
CJIB 201982839
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 18 september 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 93,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 11 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 4 oktober 2016 om 13:19 uur op de Veluwedreef te Almere met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde van de betrokkene betwist niet dat de gedraging is verricht, maar stelt dat de sanctie ten onrechte is opgelegd. De betrokkene heeft twee beschikkingen gekregen voor snelheidsovertredingen die op 4 oktober 2016 vlak na elkaar zijn begaan op de Veluwedreef. De gemachtigde betoogt dat sprake is van een doorlopende of voortgezette handeling, waarvoor niet tweemaal een sanctie kan worden opgelegd.
3. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat de betrokkene de gedraging niet ontkent, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
4. In het beroepschrift is door de gemachtigde aangevoerd dat hij een beroep doet op artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr). Deze bepaling is in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) niet van (overeenkomstige) toepassing verklaard. Voor analoge toepassing is ook geen ruimte nu dit artikellid betrekking heeft op de strafoplegging bij misdrijven.
5. Het hof begrijpt uit de door de gemachtigde gekozen bewoordingen dat hij een beroep doet op artikel 56, eerste lid, van het WvSr. Daarin is bepaald dat indien meerdere feiten, die elk op zichzelf een misdrijf of overtreding opleveren, in zodanig verband staan dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling, slechts één strafbepaling wordt toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Deze bepaling is in de Wahv evenmin van (overeenkomstige) toepassing verklaard. Dit neemt niet weg dat indien zich een situatie voordoet die als voortgezette handeling in de zin van bedoeld artikellid kan worden aangemerkt, daarin - op de voet van artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wahv - grond kan worden gevonden voor het oordeel dat een of meer gedraging(en) heeft/hebben plaatsgevonden onder zodanige omstandigheden dat oplegging van een sanctie voor die gedraging(en) niet billijk is.
6. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden als vorenbedoeld. Het hof stelt daartoe voorop dat het verweer van de betrokkene, dat de onderhavige gedraging en de gedraging in de zaak met WAHV-nummer 200.226.596 (waarin het hof heden eveneens uitspraak doet) als één snelheidsovertreding moeten worden aangemerkt, niet kan slagen. De eerste overschrijding van de maximum snelheid is geconstateerd om 13:19:00.784 uur op de Veluwedreef - Kruising met Isadora Duncanweg. De tweede overtreding van de maximum snelheid is geconstateerd om 13:19:39.262 op de Veluwedreef - Kruising met Hagevoortsdreef. Het betreft hier twee afzonderlijke gedragingen, die op verschillende tijdstippen en plaatsen zijn verricht. Dat er niet meer dan ruim 38 seconden tussen de gedragingen zitten maakt de gedragingen niet minder sanctiewaardig. De betrokkene heeft tussen de twee snelheidsmetingen voldoende gelegenheid gehad om zijn snelheid aan te passen aan de geldende maximumsnelheid.
7. Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding voor het achterwege laten of matigen van de aan de betrokkene opgelegde sanctie. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.