ECLI:NL:GHARL:2019:5553

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
5 juli 2019
Zaaknummer
WAHV 200.226.591
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenbrug
  • A. Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onterecht opgelegde administratieve sanctie voor parkeren met stilstaand voertuig

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 12 september 2017. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 90,- die was opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan met een stilstaand voertuig. De gedraging zou hebben plaatsgevonden op 11 juli 2016 op het Vestingpad te Naarden. De betrokkene voerde aan dat de plek waar hij zijn auto had geparkeerd al lange tijd als parkeerplaats werd gedoogd en dat er pas na de pleegdatum borden waren geplaatst die het parkeren daar verbieden.

Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaringen van de verbalisant en de beschikbare foto's. Het hof concludeerde dat de betrokkene zijn voertuig niet op de rijbaan, trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of ruiterpad had geparkeerd, zoals vereist door artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Bovendien was er geen bewijs dat de betrokkene het fietspad had gebruikt om de parkeerplaats te bereiken.

Daarom heeft het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep van de betrokkene gegrond verklaard. De sanctie werd onterecht opgelegd en het bedrag dat door de betrokkene was gestort ter zekerheid moest aan hem worden gerestitueerd. Het hof heeft de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigd, waarmee de betrokkene in zijn verdedigingsbelang niet was geschaad.

Uitspraak

WAHV 200.226.591
5 juli 2019
CJIB 200282281
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 12 september 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
Op 12 april 2018 is een brief van de betrokkene ontvangen. Deze is in kopie doorgestuurd naar de advocaat-generaal.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “met een stilstaand voertuig niet de rijbaan gebruiken,” welke gedraging zou zijn verricht op 11 juli 2016 om 16:03 uur op het Vestingpad te Naarden met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
2. De betrokkene voert hiertegen aan dat de plek waar hij zijn auto had geparkeerd al decennia is gebruikt als parkeerplaats, hetgeen ook als zodanig werd gedoogd. Bovendien zijn er pas na de pleegdatum borden geplaatst waaruit blijkt dat parkeren niet is toegestaan, hetgeen er op duidt dat het op de pleegdatum zeer onduidelijk was.
3. De gedraging, met feitcode R315B, ziet op een overtreding van artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Hierin is bepaald, voor zover hier van belang, dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken en dat zij voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten mogen gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
4. In het dossier bevindt zich een zaakoverzicht van het CJIB, waarin als verklaring van de verbalisant is opgenomen: "negeren bord onverplicht fietspad en vervolgens parkeren".
5. Voorts bevindt zich in het dossier een proces-verbaal, waarin de verbalisant als volgt heeft verklaard: "Bij het inrijden van het Vestingpad staat een duidelijk zichtbaar blauw opgesteld bord G13. Wij, BOA's van Naarden, delen regelmatig beschikkingen uit met parkeren/negeren van dit voornoemde bord op voornoemde locatie. Deze foutparkeerders rijden het Vestingpad op, negeren het bord G-13 en gaan dan vervolgens opzij van het fietspad parkeren en deels op de vestingwallen. (…). Wij zagen dat de volgende voertuigen (…) geparkeerd stonden, voorzien van de kentekens (…) en [0-YYY-00] ".
6. Bij dit proces-verbaal bevindt zich een drietal foto's. Hierop is een beklinkerd pad te zien, waarbij een bord G13 als bedoeld in bijlage 1 bij het RVV1990 is geplaatst, dat duidt op de aanwezigheid van een (onverplicht) fietspad. Voorts is te zien dat het voertuig van de betrokkene staat op een onverhard stuk grond, dat is gelegen naast dat beklinkerde pad.
7. Het hof kan op basis van de verklaringen van de verbalisant en de hiervoor omschreven foto's niet vaststellen dat de onder 1 genoemde gedraging is verricht. Uit deze stukken blijkt immers dat de plaats waar de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd niet de rijbaan betreft dan wel een trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of ruiterpad, zoals omschreven in artikel 10, eerste lid van het RVV 1990. Evenmin blijkt uit deze stukken dat de verbalisant heeft vastgesteld dat de betrokkene het fietspad heeft gebruikt -bijvoorbeeld om die plaats te bereiken- op of omstreeks het in de beschikking genoemde tijdstip.
8. Gelet op het voorgaande had geen sanctie mogen worden opgelegd voor de onder 1 genoemde en in de inleidende beschikking beschreven gedraging.
9. Mogelijk bieden deze stukken wel voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het voertuig van de betrokkene in strijd met artikel 5.11, eerste lid, van Algemene Plaatselijke Verordening Gooise Meren 2016 stond geparkeerd op een groenstrook. Nog daargelaten of vastgesteld kan worden dat die gedraging is verricht, is wijziging van de omschrijving van de gedraging en de feitcode slechts mogelijk indien de betrokkene daardoor niet in zijn verdedigingsbelangen wordt geschaad. Aan deze voorwaarde is niet voldaan, nu de betrokkene op zodanige wijziging niet heeft kunnen reageren.
10. Het hof zal, gelet op het voorgaande, de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, namelijk het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. Het tot zekerheid gestelde bedrag dient aan de betrokkene te worden gerestitueerd.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 200282281 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenbrug, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.