ECLI:NL:GHARL:2019:5685

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
WAHV 200.255.384
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties

In deze zaak gaat het om een verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat is uitgevaardigd op basis van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). Het dwangbevel was uitgevaardigd op 18 oktober 2018 ter zake van een door de Oostenrijkse politie opgelegde geldelijke sanctie. De betrokkene heeft op 26 oktober 2018 een bezwaarschrift ingediend tegen dit dwangbevel, dat op 30 oktober 2018 is ontvangen door de rechtbank Noord-Nederland. Echter, de rechtbank Noord-Nederland heeft het bezwaarschrift doorgestuurd naar de rechtbank Oost-Brabant, die de zaak als een verzet op grond van artikel 26 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) heeft behandeld.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat er geen sprake was van verzet op grond van de Wahv, maar op basis van de WWETGC. Hierdoor was de rechtbank Oost-Brabant niet bevoegd om over het bezwaarschrift te oordelen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd, de rechtbank Oost-Brabant onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Noord-Nederland voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2019 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Landstra.

Uitspraak

WAHV 200.255.384
10 juli 2019
CJIB 001001562
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Beschikking
op het hoger beroep tegen de beschikking
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 23 november 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een op 18 oktober 2018 uitgevaardigd dwangbevel niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter .

Beoordeling

1. Op 18 oktober 2018 is een dwangbevel uitgevaardigd op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (hierna: WWETGC) terzake van betaling van een door de Oostenrijkse politie opgelegde geldelijke sanctie.
2. Ingevolge artikel 15 WWETGC dient een bezwaarschrift tegen het dwangbevel te worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland.
3. De betrokkene heeft bij brief van 26 oktober 2018 een bezwaarschrift ingediend tegen dit dwangbevel. Dit bezwaarschrift is op 30 oktober 2018 is ingekomen bij de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank Noord-Nederland heeft vervolgens dit bezwaarschrift doorgestuurd naar de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank Oost-Brabant heeft de zaak beschouwd als een verzet op grond van artikel 26 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv).
4. Nu echter geen sprake was van een verzet op grond van de Wahv maar op grond van de WWETGC was de rechtbank Oost-Brabant niet bevoegd op het bezwaarschrift te oordelen. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant dan ook vernietigen, deze rechtbank onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de rechtbank Noord-Nederland.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter;
verklaart de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant onbevoegd;
verwijst de zaak naar de rechtbank Noord-Nederland ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
Deze beschikking is gegeven door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.