ECLI:NL:GHARL:2019:5685
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Beswerda
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat is uitgevaardigd op basis van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). Het dwangbevel was uitgevaardigd op 18 oktober 2018 ter zake van een door de Oostenrijkse politie opgelegde geldelijke sanctie. De betrokkene heeft op 26 oktober 2018 een bezwaarschrift ingediend tegen dit dwangbevel, dat op 30 oktober 2018 is ontvangen door de rechtbank Noord-Nederland. Echter, de rechtbank Noord-Nederland heeft het bezwaarschrift doorgestuurd naar de rechtbank Oost-Brabant, die de zaak als een verzet op grond van artikel 26 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) heeft behandeld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat er geen sprake was van verzet op grond van de Wahv, maar op basis van de WWETGC. Hierdoor was de rechtbank Oost-Brabant niet bevoegd om over het bezwaarschrift te oordelen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd, de rechtbank Oost-Brabant onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Noord-Nederland voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2019 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Landstra.