ECLI:NL:GHARL:2019:5689

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
WAHV 200.226.265
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens gebrek aan mogelijkheid tot staandehouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene, als kentekenhouder, was opgelegd ter zake van het niet volgen van de voorsorteerstrookrichting op 9 augustus 2016. De ambtenaar had verklaard dat er 'geen mogelijkheid tot staandehouding' was, maar het hof oordeelt dat deze verklaring onvoldoende is onderbouwd. De feiten en omstandigheden die zouden rechtvaardigen dat er geen mogelijkheid tot staandehouding was, zijn niet in de verklaring opgenomen, waardoor het hof deze niet kan beoordelen. Het hof vernietigt de sanctiebeschikking en oordeelt dat de sanctie ten onrechte aan de kentekenhouder is opgelegd. Tevens wordt de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 1.024,-.

Uitspraak

WAHV 200.226.265
10 juli 2019
CJIB 200457689
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 5 september 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 247,50.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “andere richting volgen dan voorsorteerstrookrichting”, welke gedraging zou zijn verricht op 9 augustus 2016 om 21:31 uur op de Rijnsburgerweg te Leiden met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
2. Het hoger beroep richt - onder meer - tegen de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard. Aangevoerd wordt dat niet is gebleken dat de ambtenaar die de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder heeft opgelegd geen reële mogelijkheid had om de bestuurder van het voertuig staande te houden. De verklaring die de ambtenaar dienaangaande geeft, is onvoldoende concreet. De onderhavige gedraging is begaan op een dinsdagavond om 21:31 uur binnen de bebouwde kom. Het is dan ook niet aannemelijk dat verkeersdrukte de oorzaak was van het niet staande kunnen houden. Ook is niet gebleken dat de ambtenaar niet in een dienstvoertuig reed of dat geen middelen tot staandehouding beschikbaar waren.
3. Artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) bepaalt - voor zover van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
4. De rechter zal, indien de sanctie met toepassing van artikel 5 van de Wahv is opgelegd, zoals in dezen het geval, in het algemeen - dus ook zonder dat dat met zoveel woorden uit het dossier blijkt - ervan mogen uitgaan dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan. Ingeval dienaangaande een verweer wordt gevoerd, zal de rechter daarop een uitdrukkelijke beslissing dienen te geven en zal hij zonodig aan de verbalisant een nadere toelichting dienen te vragen (HR 14 maart 2000, VR 2000,148).
5. De verklaring van de ambtenaar zoals opgenomen in het zaakoverzicht houdt - voor zover van belang - het volgende in:
"Reden geen staandehouding: geen mogelijkheid tot staandehouding."
6. De verklaring van de ambtenaar op dit punt is te kwalificeren als een conclusie. Feiten en omstandigheden op basis waarvan kan worden geoordeeld dat geen mogelijkheid was tot staandehouding, zijn in die verklaring niet opgenomen en aldus ook niet te beoordelen door het hof. Vorenomschreven verweer is namens de betrokkene van meet af gevoerd in de onderhavige procedure. De gemachtigde heeft uiteengezet om welke redenen er, zijns inziens, een staandehouding van de bestuurder van het voertuig had kunnen plaatsvinden. Zowel door de officier van justitie, de kantonrechter als de advocaat-generaal is hieromtrent geen nader onderzoek ingesteld. Het hof acht het niet geraden om thans alsnog nadere informatie op te (doen) vragen bij de ambtenaar.
7. Nu op grond van de stukken niet blijkt dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig heeft voorgedaan, moet het ervoor worden gehouden dat de verbalisant ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de Wahv, door de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen. Aan die onjuiste toepassing verbindt het hof de consequentie dat de beschikking, waarbij de sanctie aan de betrokkene is opgelegd, moet worden vernietigd. Het hof zal beslissen als hierna vermeld.
8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter, het verschijnen ter zitting van de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift dienen in totaal vier punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.024,-.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 200457689 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.024,-.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.