ECLI:NL:GHARL:2019:5691
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. De Witt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de sanctie opgelegd aan de kentekenhouder bij gebrek aan staandehouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 8 september 2017 een beroep van de betrokkene tegen een sanctiebeschikking gegrond verklaarde. De kantonrechter had de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard, waarbij een proceskostenvergoeding van € 123,75 werd toegewezen. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De ambtenaar verklaarde dat er geen staandehouding heeft plaatsgevonden omdat het voertuig geparkeerd stond. Het hof oordeelt dat deze verklaring voldoende is om vast te stellen dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft bestaan. Artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) bepaalt dat als de gedraging is vastgesteld met een motorrijtuig en niet direct de bestuurder kan worden vastgesteld, de sanctie aan de kentekenhouder kan worden opgelegd. Het hof concludeert dat de sanctie terecht aan de betrokkene is opgelegd, omdat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. Het verweer van de gemachtigde wordt verworpen. Daarnaast wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de inleidende beschikking niet is vernietigd. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.