ECLI:NL:GHARL:2019:5749

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
200.257.559/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en bewijsvoering bij onrechtmatige kastransacties in de apotheek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een ontslag op staande voet van een apotheekmedewerker, [verzoekster], door Zorgapotheken Flevoland B.V. De kantonrechter had eerder het ontslag bevestigd, maar [verzoekster] ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat het ontslag terecht was, omdat er voldoende bewijs was van onrechtmatige kastransacties door [verzoekster]. De feiten wezen uit dat zij op 21 maart 2018 twaalf retourhandelingen had verricht, terwijl er geen klanten waren die artikelen terugbrachten. Dit leidde tot ernstige financiële schade voor de werkgever en risico's voor de patiëntveiligheid. Het hof concludeerde dat de redenen voor het ontslag op staande voet, zowel afzonderlijk als in samenhang, een dringende reden vormden. Het hof wees de verzoeken van [verzoekster] af en veroordeelde haar in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.257.559/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6979194)
beschikking van 11 juli 2019
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek,
hierna: [verzoekster] ,
advocaat: mr. P. Salim,
tegen:
Zorgapotheken Flevoland B.V.,
gevestigd te Almere,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster, tevens verzoekster in het tegenverzoek,
hierna: Zorgapotheken,
advocaat: mr. E. Unger.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikkingen van
13 juli 2018 en 20 december 2018 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- het beroepschrift, ter griffie ontvangen op 20 maart 2019;
- het verweerschrift met producties 25 en 26;
- de op 21 juni 2019 ontvangen productie 27 van mr. Unger;
- de op 2 juli 2019 nagezonden ontbrekende producties bij verzoekschrift in eerste aanleg;
- de op 3 juli 2019 gehouden mondelinge behandeling waarbij mr. L. Nix, verschenen voor [verzoekster] in plaats van mr. Salim, pleitnotities heeft overgelegd.
2.2
Vervolgens heeft het hof uitspraak bepaald op 19 augustus 2019 of zoveel eerder als mogelijk is.
2.3
[verzoekster] heeft het hof verzocht de beschikking van 20 december 2018 te vernietigen en, kort weergegeven, Zorgapotheken uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van:
- € 5.970,- bruto transitievergoeding,
- € 16.854,61 bruto billijke vergoeding en
- € 9.271,28 bruto voor onregelmatig ontslag,
onder veroordeling van Zorgapotheken in de proceskosten van beide instanties.

3.De feiten

3.1
Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten is geen beroepsgrond gericht. Aangevuld met wat in hoger beroep ook vast staat, zijn de feiten als volgt.
3.2
[verzoekster] , geboren [in] 1984, is [in] 2009 in dienst van Zorgapotheken in de functie van [----] , laatstelijk in apotheek De Boog voor onbepaalde tijd en tegen een bruto maandsalaris € 1.951,03 per maand, exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
3.3
Apotheker [B] heeft in De Boog een check gedaan van het aantal vervallen transacties via het softwareprogramma Pharmacom en zij constateerde een volgens haar opmerkelijk groot aantal kassaterugboekingen. Het gemiddelde beeld in apotheken van Zorggroep Almere is dat hooguit enkele keren per maand een klant een artikel terugbrengt en dat is dan meestal een zelfzorgartikel. Bij De Boog ging het in het eerste kwartaal van 2018 om tientallen transacties per maand waaronder medicijnen, die zowel uit de kastransacties als uit patiëntendossiers zijn verwijderd. In De Boog bevindt zich een camera; de beelden daarvan worden na 24 uur gewist. De beelden van 21 maart 2018 zijn op verzoek van [B] veiliggesteld.
3.4
Samen met [C] , HR adviseur van Zorggroep Almere (de moedermaatschappij van Zorgapotheken), heeft [B] in een rapport van 4 april 2018 naar aanleiding van de camerabeelden van 21 maart 2018 onder meer vermeld:
“Tussen 12.25 en 12.28 is te zien dat een medewerker ( [verzoekster] )( [verzoekster] -hof)
afrekent met een klant, dit gebeurt op kassa 156. Wanneer de klant weg is, blijft medewerker "zaken" invoeren op het toetsenbord. Ze maakt daarbij gebruik van zowel het numerieke toetsenbord als van het reguliere toetsenbord. Het lijkt of er ook een aantal keren een "F-toets" wordt gebruikt.
Daarnaast heeft deze medewerker een briefje naast de kassa liggen, waarop zij meerdere keren zaken noteert (is niet met een klant bezig). Zij neemt dit briefje mee wanneer zij wegloopt bij de kassa.
Om 12.30 helpt zij weer een klant, geeft een handverkoop artikel mee (oropax). Tikt daarna nog door op het toetsenbord en schrijft wederom "iets" op haar papiertje
Wat zeggen de vervallen transactie op de uitdraai van [verzoekster] over bovenstaande periode?
156 12.26 SA teststrip vervalt
156 12.26 SA Euserin vervalt 2x dag en nacht
156 12.27 SA ice cube gel vervalt medewerker SA stond niet aan deze
156 12.27 SA teststrip vervalt kassa. Medewerker ST stond hier
156 12.30 SA dettol vervalt
Conclusie bovenstaande zaken zijn in tijdsbestek 12.26 en 12.30 vervallen. Op CODE SA, medewerker SA( [D] -hof)
stond op dat moment niet bij deze kassa. Hier stond medewerker [verzoekster] .
Er stond in deze periode 2 klanten aan de balie. Op de beelden is te zien dat deze klant bovenstaande artikelen NIET terugbrengt op deze tijdstippen.”
3.5
Zorgapotheken heeft [verzoekster] op 6 april 2018 in verband met verdachte kastransacties, waar nader onderzoek naar zou worden gedaan, geschorst voor een periode van twee weken met behoud van loon.
3.6
[B] en [C] hebben in de periode tussen 4 en 16 april 2018 onderzoek verricht in De Boog. In hun rapport van 17 april 2018 schrijven zij onder meer:
Camerabeelden
Op 4 april 2018 hebben wij de camerabeelden bekeken gemaakt in De Boog op 21 maart
2018. Daaruit blijkt dat [----] [verzoekster] ( [verzoekster] ) die dag op meerdere
tijdstippen na vertrek van een klant of buiten afwezigheid van klanten gegevens invoert op
het toetsenbord van een kassascherm. Naast de kassa heeft zij een briefje liggen waarop zij
dingen noteert. Wanneer zij wegloopt van de kassa neemt zij het briefje mee. Daarnaast
is te zien dat [verzoekster] handelingen verricht op de computer bij de kassa lijkend op het muteren
van voorraden en optellen van bedragen middels een calculator. Er zijn geen klanten die
iets terugbrengen.
Blijkens een uitdraai van de kassa-terugboekingen op 21 maart 2018 vonden in De Boog
die dag in totaal 12 vervallen kastransacties plaats, waarvan 8 binnen een tijdsbestek van
20 minuten. De vervallen transacties zijn verricht op de code van een collega die op die
momenten blijkens de camerabeelden niet bij de betreffende kassa stond. Blijkens de
beelden werd de betreffende kassa op de momenten van de vervallen kastransacties bediend
door [verzoekster] . (...)
Nader onderzoek
In de periode 9 t/m 12 april 2018 hebben wij gesproken met de collega's van [verzoekster] : vijf
apotheekassistenten (waarvan één uitzendkracht) en één apotheekassistent in
opleiding/stagiaire. De verslagen van de gesprekken zijn door de apotheker en door de
collega's ondertekend. De conclusie uit de gesprekken is dat het retour brengen van
artikelen sporadisch voorkomt. (...) Zij herkennen zich niet in (aan hen getoonde)
overzichten van terugboekingen waar hun naam op voorkomt, waardoor het lijkt dat er op
hun naam transacties zijn vervallen.
De collega van wie de code op 21 maart 2018 is gebruikt( [D] -hof)
verklaart die dag geen transacties te hebben laten vervallen en er zijn die dag volgens haar geen klanten geweest die artikelen terug hebben gebracht. Dit correspondeert met de camerabeelden.
We hebben laten uitdraaien welke vervallen kastransacties in het afgelopen jaar (vanaf
l maart 2017) hebben plaatsgevonden. Dit is verwerkt in een overzicht waarin tevens
zichtbaar is wie wanneer aanwezig was, welke bedragen zijn vervallen en op welke code
(initialen van een medewerker) dat is gebeurd. Uit dit overzicht blijkt dat als [verzoekster] aanwezig
is via meerdere transacties grote geldbedragen worden teruggeboekt (nooit op haar eigen
code). Veelvuldig op de code AS (assistent= uitzendkracht). Als [verzoekster] niet aanwezig is gebeurt
dit niet.
In het softwaresysteem Pharmacom is het mogelijk om de voorraad van een artikel te
muteren, waardoor de balansverschillen gering waren. Zo kon het onrechtmatig handelen
verborgen blijven.
(…) daarna is het grootschalig vervallen van kastransacties niet meer voorgekomen. Sinds
[verzoekster] geschorst is, komt het ook niet meer voor.”
3.7
[verzoekster] is met haar toenmalige advocaat mr. Bosma uitgenodigd voor een hoorgesprek op 17 april 2018 met [B] en [C] waarbij zij zijn verschenen. [C] heeft een gespreksverslag opgesteld. Na het gesprek heeft Zorgapotheken [verzoekster] op staande voet ontslagen en dit ontslag bevestigd bij brief van 18 april 2018, waarin onder meer staat:
“Hierbij bevestigen wij u schriftelijk dat wij u in het gesprek op dinsdag 17 april 2018 op
staande voet hebben ontslagen. De reden voor dit ontslag is, zoals wij u ook in het gesprek van 17 april 2018 uitvoerig hebben meegedeeld, dat er onrechtmatige kastransacties hebben plaatsgevonden waardoor de werkgever ernstig financieel is benadeeld en de medicatie/ patiëntveiligheid in het geding is (geweest).
Na onderzoek is komen vast te staan dat u stelselmatig onrechtmatig kastransacties hebt laten vervallen zonder dat producten werden geretourneerd. Het betreft zowel handverkoop-artikelen als recepten/medicijnen. Het bedrag van de vervallen kastransacties hebt u ten onrechte uit de kassa gehaald en behouden voor privégebruik. (…) Dit deed u onder een andere code dan uw eigen code. (…) Door het laten vervallen van recepten/medicijnen is de medicatieveiligheid ernstig in het geding. Door de vervallen transactie worden de recepten/medicijnen niet geregistreerd in het patiëntendossier, hetgeen een gevaar oplevert. Dit rekenen wij u zwaar aan. (…) Uw raadsman Dhr. Bosma heeft aangegeven dat u daadwerkelijk met regelmaat kastransacties heeft laten vervallen. U heeft aangegeven dat u vervolgens het geld hiervan uit de kassa nam voor privégebruik. (…) Deze redenen vormen elk afzonderlijk maar ook in samenhang een dringende reden voor dit ontslag op staande voet, in de zin van artikel 7:678 BW. Wij hebben uw persoonlijke omstandigheden in onze afweging betrokken.”
3.8
[verzoekster] heeft zich verzet tegen het ontslag. Tijdens de mondelinge behandeling van haar verzoek bij de kantonrechter op 6 juli 2018 heeft zij blijkens het proces-verbaal betwist dat mr. Bosma, zoals in het verslag van het gesprek van 17 april 2018 staat, zou hebben gezegd dat zij, [verzoekster] , erkent dat zij met regelmaat kassatransacties heeft laten vervallen en het geld hiervan uit de kassa heeft genomen voor privégebruik. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen het tonen van camerabeelden en verklaard:
“Het zou heel goed kunnen dat daarop te zien is dat ik op 21 maart 2018 meerdere kassaterugboekingen verricht. Daar is op zich niets vreemds aan. Ook zou het kunnen dat er dan geen klanten aan de kassa stonden, omdat ik de retouren soms pas later administratief verwerkte. Het zou ook best kunnen dat die terugboekingen dan met de code van een andere medewerkster werden verwerkt. Als die andere medewerkster immers nog op de kassa was ingelogd, gebeurde dat namelijk automatisch. Mevrouw [B] werpt tegen dat bij een terugboeking de code afzonderlijk moest worden ingevoerd, maar je kon ook gewoon op Enter drukken.”
3.9
[verzoekster] is door Zorgapotheken in de gelegenheid gesteld de camerabeelden met haar advocaat te komen bekijken, maar zij heeft daarvan tot aan de mondelinge behandeling in hoger beroep geen gebruik gemaakt.
3.1
Vanaf 1 juli 2018 heeft [verzoekster] een nieuwe baan elders.

4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan

4.1
[verzoekster] , bijgestaan door mr. Van Geffen als gemachtigde, heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ten onrechte op staande voet is ontslagen. Zij heeft de kantonrechter verzocht Zorgapotheken te veroordelen tot betaling van de onder 2.3 vermelde bedragen.
4.2
De kantonrechter heeft Zorgapotheken bij tussenbeschikking van 13 juli 2018 toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat [verzoekster] op 17 april 2018 bij monde van haar advocaat heeft erkend dat zij onrechtmatig kastransacties heeft laten vervallen en geld uit de kassa heeft weggenomen.
4.3
Zorgapotheken heeft vervolgens bij akte schriftelijke bewijsstukken overgelegd en drie getuigen voorgedragen ( [B] , [C] en [E] , HR manager bij Zorggroep Almere), die alle drie door de kantonrechter zijn gehoord.
[verzoekster] heeft afgezien van contra-enquête.
4.4
In zijn eindbeschikking van 20 december 2018 heeft de kantonrechter Zorgapotheken geslaagd geacht in het opgedragen bewijs en de verzoeken van [verzoekster] afgewezen, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure betreffende haar verzoek.

5.De beoordeling in hoger beroep

de omvang van het hoger beroep
5.1
[verzoekster] is, nu bijgestaan door mr. Salim, tijdig in hoger beroep gekomen. De stelling van Zorgapotheken dat [verzoekster] blijkens de datumstempel van het hof pas op 24 april 2019, en dus te laat, hoger beroep heeft ingesteld zodat zij in haar hoger beroep niet ontvankelijk verklaard dient te worden, is onjuist; het hoger beroep schrift is eerder al op 20 maart 2019 (en dus -net- op tijd) door het hof per faxbericht ontvangen. [verzoekster] heeft vier beroepsgronden aangevoerd (door haar aangeduid als grieven, welke terminologie het hof zal volgen) waarvan drie tegen de bewijswaardering door de kantonrechter en één tegen de daarop gevolgde afwijzing van haar verzoek en tegen de kostenveroordeling.
Zorgapotheken heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar tegenverzoek, zodat dat geschilpunt geen onderdeel uitmaakt van het hoger beroep.
5.2
Mr. Nix, die in plaats van mr. Salim en zonder [verzoekster] aanwezig was bij de mondelinge behandeling bij het hof, heeft tijdens deze mondelinge behandeling, in reactie op vragen van het hof over de werkwijze met betrekking tot verkopen, retouren en voorraadmutaties en wat de stills van camera-opnames van 21 maart 2018 tonen, laten weten dat die vragen ‘buiten de grieven’ en daarmee buiten de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep vallen.
Die opvatting is onjuist. Indien een of meer van de eerste drie grieven slagen, zal het hof, in het kader van de devolutieve werking van het hoger beroep, opnieuw moeten beoordelen of het verzoek van [verzoekster] toewijsbaar is, waarvoor vereist is dat het hof tot het oordeel komt dat het ontslag op staande voet ten onrechte is verleend.
de ontslaggronden
5.3
Anders dan [verzoekster] kennelijk meent, staat of valt het bewijs van de gegrondheid van het ontslag niet per definitie met het bewijs van de (door haar betwiste) erkenning op 17 april 2018 bij monde van mr. Bosma die inhoudt dat zij onrechtmatig kastransacties heeft laten vervallen en geld uit de kassa heeft weggenomen. Het gaat in dit geval om een samengestelde dringende reden voor ontslag, waarbij Zorgapotheken uitdrukkelijk heeft opgemerkt dat deze redenen in haar optiek niet alleen in samenhang, maar ook ieder afzonderlijk een dringende reden zijn voor ontslag op staande voet.
Zorgapotheken heeft daarbij na de tussenbeschikking van de kantonrechter nog nadere schriftelijke stukken overgelegd als bewijs van haar stellingen omtrent de gegrondheid van het ontslag.
5.4
Uit de door Zorgapotheken overgelegde schriftelijke verklaringen van ex-collega’s van [verzoekster] blijkt dat deze sporadisch te maken hebben met klanten die aankopen retourneren. Volgens [F] gebeurt dat bij haar misschien één keer per paar weken, bij [D]
“één keer per week of zo”, volgens [G] misschien één keer per maand. [H] heeft het over misschien één keer per week of nog wel minder vaak en [I] verklaart dat het eigenlijk nooit gebeurt, of misschien één keer per week of zelfs nog minder. [J] heeft nooit meegemaakt dat bij handverkopen iemand iets terugbrengt. Wel komen soms patiënten een recept terugbrengen, misschien wel een paar keer per week.
Het hof acht het, tegen die achtergrond, zeer uitzonderlijk dat op woensdag 21 maart 2018 maar liefst twaalf retourhandelingen (vervallen transacties) zijn geregistreerd tussen 12.26 uur en 16.55 uur en vijf daarvan ook nog eens binnen een tijdsbestek van vijf minuten (van 12.26 tot 12.30), waaronder zich verkopen bevinden van de dag ervoor, de dag zelf en één zelfs van enkele minuten eerder (12.23 uur, Arkopharma ice cube gel, blijkens de code verkocht door [D] ).
[D] heeft echter verklaard dat er die dag geen klanten zijn geweest die artikelen hebben teruggebracht, zo staat in het onder 3.6 aangehaalde rapport.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft Zorgapotheken aan de hand van de stills laten zien dat het computersysteem vraagt om invoer van een code bij een retourboeking. [B] heeft uitgelegd dat dit bij iedere retourtransactie opnieuw moet gebeuren en dat het indrukken van de entertoets niet volstaat, waarbij is verwezen naar productie 21. Ook heeft [B] verklaard dat zij [verzoekster] op de beelden herkent als de medewerkster die de bewuste transacties uitvoert. Gelet op de verklaring van [verzoekster] bij de kantonrechter (zie onder 3.8) gaat het hof ervan uit dat [verzoekster] de twaalf transacties heeft laten vervallen op 21 maart 2018. De bij het hof verschafte uitleg van [B] over de noodzakelijk in te voeren code bij iedere transactie is niet gemotiveerd door of namens [verzoekster] betwist. Het hof leidt daaruit af dat [verzoekster] steeds bewust een code van een ander heeft gebruikt. Dat [verzoekster] als gevolg van haar afwezigheid bij de zitting van het hof hierover niet nader heeft kunnen verklaren, komt voor haar risico nu voor haar afwezigheid ook desgevraagd geen reden is verstrekt door mr. Nix.
5.6
Bij het voorgaande komt nog dat de ex-collega’s [F] , [G] , [H] en [I] hebben verklaard dat zij bij retouren een (tweede) bon uit het systeem krijgen die zij paraferen en in de kassa stoppen. Ook [D] verklaart dat zij dan een bon in de kassa doet. Stagiaire [J] had hiermee nog geen ervaring.
Het hof begrijpt dat met deze werkwijze duidelijk is dat en waarvoor er geld uit de kassa wordt gehaald.
Uit wat [verzoekster] bij de kantonrechter heeft verklaard volgt dat zij geld aan klanten zou hebben gegeven zonder dit meteen met een retourbon of anderszins in het systeem te verantwoorden en daarmee de kassa te laten kloppen. [verzoekster] heeft, onder punt 13 van de pleitnotitie in eerste aanleg, laten weten dat het haar soms door drukte niet lukte deze handeling direct te registreren. De door haar collega’s beschreven werkwijze duidt er echter op dat daarmee weinig tijd zou zijn gemoeid. De verklaring van [verzoekster] overtuigt daarom niet zonder meer, en zeker niet voor alle gevallen. Voor retouren van op 21 maart 2018 verkochte artikelen geldt bovendien dat er volgens [D] die dag geen klanten zijn geweest die artikelen hebben teruggebracht, zoals al aan het slot van 5.4 is vermeld.
5.7
De stills laten voorts zien dat [verzoekster] op 21 maart 2018 tussen de transacties door aantekeningen maakt op een briefje dat vervolgens wordt verborgen. Hiervoor heeft [verzoekster] geen verklaring gegeven.
Al met al is sprake van een reeks vreemde gedragingen en transacties waarvoor [verzoekster] onvoldoende verklaring heeft gegeven. Niet is gebleken dat [verzoekster] een goede reden had om op 21 maart 2018 twaalf transacties van die dag en de vorige dag te laten vervallen en daarbij de code van een collega te gebruiken.
5.8
Daarmee is het in de ontslagbrief gemaakte verwijt van onrechtmatige kastransacties voldoende onderbouwd: [verzoekster] heeft op 21 maart 2018 zonder goede grond diverse transacties laten vervallen. Hierin ligt besloten dat Zorgapotheken financieel nadeel heeft geleden, want als er ondanks het laten vervallen van transacties geen geld uit de kassa zou zijn gehaald, zou er een kasoverschot zijn geweest en daarvan is niet gebleken.
5.9
[verzoekster] heeft niet betwist dat zij ook transacties betreffende medicijnen heeft laten vervallen. [B] heeft onweersproken verklaard dat dit tot gevolg heeft, dat de bewuste transactie wordt gewist uit het patiëntendossier waardoor dat geen getrouw beeld meer geeft van het medicijngebruik. Hoewel [B] ook heeft verklaard dat zij vermoedt dat [verzoekster] zich hiervan niet bewust is geweest, laat dit onverlet dat aldus de patiëntveiligheid ernstig gevaar loopt.
de maatstaf
5.1
Volgens vaste jurisprudentie moeten, bij de beantwoording van de vraag of de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde redenen een dringende reden opleveren, alle omstandigheden van het geval te worden afgewogen. Daarbij moet niet alleen worden gelet op de aard en de ernst van de verweten gedraging, maar ook op de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor hem zal hebben. Ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2012:BV9532).
de afweging
5.11
De onrechtmatige kastransacties in combinatie met de risico’s voor patiëntveiligheid en het financiële nadeel voor Zorgapotheken zijn van zodanige ernst, dat dit een voldoende dringende reden vormde voor het ontslag op staande voet. Daaraan doet niet af dat [verzoekster] negen jaar in de apotheek heeft gewerkt en als gevolg van dit ontslag geen WW-uitkering zou krijgen tot zij elders werk zou hebben gevonden.
terug naar de grieven
5.12
Het hof heeft voor dit oordeel geen bekentenis van [verzoekster] nodig en evenmin een bewijs dat [verzoekster] privé voordeel heeft gehad van haar handelwijze. Voor het horen van mr. Bosma, zoals bepleit in grief III, is slechts aangevoerd dat deze aan een voormalige advocaat van [verzoekster] zou hebben meegedeeld dat er van een bekentenis geen sprake was. Mr. van Geffen is daarover in zijn verzoekschrift in eerste aanleg onder nummer 19 iets preciezer geweest: hij heeft op 15 mei 2018 telefonisch contact met mr. Bosma gehad en deze liet weten dat [verzoekster] geen (expliciete) bekentenis heeft uitgesproken. Dat laatste strookt met het gespreksverslag van 17 april 2018 waarin is opgenomen dat mr. Bosma het woord voerde omdat [verzoekster] erg emotioneel was. Maar wat daarvan verder ook zij, ook als op 17 april 2018 geen bekentenis door of namens [verzoekster] zou zijn afgelegd, rechtvaardigen de hiervoor besproken ook aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen in dit geval het ontslag op staande voet. Daarbij blijkt uit de formulering van de ontslagbrief genoegzaam dat de besproken redenen zelfstandig dat ontslag dragen.
Er is daarom geen reden om [verzoekster] alsnog toe te laten tot het laten horen van mr. Bosma als getuige in het kader van de door de kantonrechter verstrekte bewijsopdracht nadat zij eerder van contra-enquête had afgezien. Evenmin komt daarom gewicht toe aan de omstandigheid dat [verzoekster] door de strafrechter is vrijgesproken van verduistering.
5.13
Ten overvloede, gelet op het voorgaande, merkt het hof nog op dat de grieven I en II ongegrond zijn. De door de kantonrechter gehoorde getuigen zijn volgens vaste jurisprudentie (zie o.a. HR 22 december 1995, NJ 1997,22) geen partijgetuigen in de zin van artikel 164 Rv. Dat zij in dienst zijn bij Zorgapotheken of het moederbedrijf daarvan staat op zichzelf niet aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen in de weg. Er zijn geen steekhoudende argumenten aangevoerd waaruit zou blijken dat het verrichte onderzoek onvoldoende objectief is uitgevoerd. Het enkele feit dat gesproken is over ‘onze advocaat’ maakt dat onderzoek niet subjectief.
5.14
De kantonrechter heeft daarom terecht het verzoek van [verzoekster] afgewezen en [verzoekster] in de proceskosten veroordeeld. Grief IV is ongegrond.
de slotsom
5.15
Het hoger beroep leidt niet tot een ander eindoordeel. Het verzochte wordt afgewezen. [verzoekster] wordt, als de in het ongelijk te stellen partij, veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Zorgapotheken bepaald op € 741,- griffierecht en het salaris van hun advocaat volgens liquidatietarief (2 punten bij tarief II, € 1.074,- per punt).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst af wat in hoger beroep is verzocht;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Zorgapotheken vastgesteld op € 741,- griffierecht en € 2.148,- salaris advocaat volgens liquidatietarief;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.E.L. Fikkers, J.H. Kuiper en O.E. Mulder en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2019.