In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, waarin haar partneralimentatie was vastgesteld op € 90,- per maand, met ingang van 12 juni 2018, en op nihil per 1 januari 2019. De vrouw verzocht de rechtbank om de partneralimentatie te verhogen naar € 1.800,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw haar behoeftigheid onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vrouw niet voldoende bewijs had geleverd van haar gezondheidsproblemen die haar werkcapaciteit zouden beïnvloeden. Het hof oordeelde dat de vrouw, ondanks het indienen van medische stukken, niet had aangetoond dat zij door haar ziekte niet in staat was om te werken. Het hof verwierp het bewijsaanbod van de vrouw, omdat dit niet voldoende duidelijk en concreet was.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, wat betekent dat de partneralimentatie op € 90,- per maand blijft staan en dat de vrouw niet in haar verzoek om verhoging is ontvangen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, aangezien de partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure betrekking had op de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw.