ECLI:NL:GHARL:2019:590

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.205.060
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • J. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens gebrek aan bewijs van gedraging met snorfiets in fietstunnel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. De betrokkene werd beschuldigd van het rijden met een (snor)fiets met ingeschakelde motor door een fietstunnel, wat niet is toegestaan. De gedraging was vastgesteld door een geautomatiseerd systeem dat gebruik maakte van geluidsdetectie en camerabeelden. Echter, in het dossier ontbraken camerabeelden of foto's van de gedraging, en de verbalisant had de beelden niet bekeken. Het hof oordeelde dat het verweer van de gemachtigde van de betrokkene, dat hij met de snorfiets aan de hand had gelopen en deze dus niet had bestuurd, niet weerlegd kon worden op basis van het dossier. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de betrokkene als snorfietser ter plaatse was en dat de gedraging had plaatsgevonden. Het hof vernietigde de sanctiebeschikking en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 768,-.

Uitspraak

WAHV 200.205.060
23 januari 2019
CJIB 188553224
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 7 januari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
Op 19 juli 2017 is nog een brief van de gemachtigde ontvangen.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift geen beroepsgronden bevat en de gemachtigde geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid om dit verzuim te herstellen.
2. De gemachtigde voert aan dat hem geen gelegenheid is geboden het verzuim te herstellen. De kantonrechter heeft het beroep dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
3. Bij brief van 17 augustus 2015 heeft de gemachtigde beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Dit beroepschrift bevat geen beroepsgronden. In het dossier bevindt zich een afschrift van een aan de gemachtigde gerichte brief van de griffier van de rechtbank d.d. 30 november 2015, waarin de gemachtigde in de gelegenheid wordt gesteld dit verzuim te herstellen. Op basis van de stukken in het dossier is het hof echter niet in staat vast te stellen dat deze brief daadwerkelijk ter post is aangeboden. Mede in het licht van het ontbreken van een deugdelijke verzendadministratie kan dus niet worden vastgesteld dat de gemachtigde in de gelegenheid is gesteld om beroepsgronden in te dienen. De kantonrechter heeft het beroep dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen. Vervolgens zal het hof overgaan tot de beoordeling van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.
4. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking, waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 95,- is opgelegd ter zake van “als (snor)fietser bij ontbreken (verplicht) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken (bijv. rijden op trottoir, voetpad) (R309)”, welke gedraging zou zijn verricht op 28 maart 2015 om 19:33 uur op het Stationsplein (tunnel NS) te Apeldoorn met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] , ongegrond verklaard.
5. De gemachtigde betwist dat de gedraging is verricht. De betrokkene heeft met het voertuig aan de hand gelopen. De verweten gedraging is geautomatiseerd vastgelegd. De constatering dat de gedraging is verricht is geschoeid op de leest van één foto, waarop uitsluitend het kenteken van het voertuig van de betrokkene is te zien. Doordat de betrokkene met het voertuig aan de hand liep, is aan het bestanddeel "als (snor)fietser" niet voldaan.
6. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
7. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De omschreven gedraging is vastgesteld aan de hand van een geautomatiseerd systeem. De verwerking van dit systeem alsmede de beschrijving van de situatie ter plaatse is vastgelegd in een generaal proces-verbaal digitale handhaving NS tunnel te Apeldoorn d.d. 18 november 2011.
Voorzien van bord G13 "uitgezonderd gehandicaptenvoertuigen".”
8. In een rapport d.d. 16 juni 2015 verklaart de verbalisant, voor zover relevant, nog het volgende:
"Betrokkene is bekeurd omdat hij met een voertuig door de tunnel reed met een ingeschakelde motor. Bord G13 geeft de volgende toelichting aan: Op grond van de artikelen 5, lid 3 en 6, lid 3, van dit reglement mogen fietsers en snorfietsers met uitgeschakelde motor gebruik maken van het onverplichte fietspad. Betrokkene reed op een snorfiets met ingeschakelde verbrandingsmotor door de fietstunnel. Door middel van geluidsdetectie wordt een camera in werking gesteld en een film gemaakt. Van het kenteken wordt een foto gemaakt."
9. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 5, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
10. Artikel 5 van het RVV 1990 luidt, voor zover relevant, als volgt:
"1. Fietsers gebruiken het verplichte fietspad of het fiets/bromfietspad.
2. Zij gebruiken de rijbaan indien een verplicht fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.
3. Zij mogen het onverplichte fietspad gebruiken. Bestuurders van snorfietsen uitgerust met een verbrandingsmotor mogen het onverplichte fietspad slechts gebruiken met uitgeschakelde motor. (…)"
11. Gelet op de verklaring van de verbalisant heeft deze kennelijk bedoeld de betrokkene te sanctioneren voor overtreding van artikel 5, derde lid, van het RVV 1990, wat de gedraging behorend bij feitcode R312b oplevert: "als snorfietser met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad gebruiken". Het hof zal beoordelen of kan worden vastgesteld dat deze gedraging is verricht.
12. Blijkens de verklaring van de verbalisant is de gedraging vastgesteld aan de hand van een geautomatiseerd systeem, waarbij door middel van geluidsdetectie een camera in werking wordt gesteld, een film wordt gemaakt en van het kenteken een foto wordt gemaakt. Het hof constateert dat zich in het dossier geen camerabeelden of foto's van de gedraging bevinden. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt ook niet dat hij de beelden heeft bekeken. Het verweer van de gemachtigde dat de betrokkene met de snorfiets aan de hand heeft gelopen en de snorfiets dus niet heeft bestuurd, kan op grond van het dossier niet worden weerlegd. Aldus kan niet worden vastgesteld dat de betrokkene
als snorfietserter plaatse was. Dit brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
13. Het voorgaande brengt mee dat het hof het beroep gegrond zal verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking zal vernietigen. Het tot zekerheid gestelde bedrag moet worden gerestitueerd.
14. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 768,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 188553224 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 768,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.