ECLI:NL:GHARL:2019:6075

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
WAHV 200.213.199
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs van gedraging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 2 februari 2017 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene. De kantonrechter had de sanctie van € 140,- opgelegd voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring, specifiek het negeren van een richtingsweg (bord C4) op 17 juni 2015. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij tweemaal voor hetzelfde feit is bekeurd, wat niet is toegestaan. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter zijn beslissing heeft gebaseerd op kennis uit andere zaken van de betrokkene, zonder dat deze informatie aan het dossier was toegevoegd. Hierdoor beschikte het hof niet over de benodigde informatie om de gedraging vast te stellen. Het hof oordeelde dat de beschikbare informatie in het dossier onvoldoende was om de gedraging te bevestigen en heeft de sanctiebeschikking vernietigd. Tevens heeft het hof bepaald dat de betrokkene recht heeft op restitutie van de zekerheidstelling en dat de proceskosten door de advocaat-generaal vergoed dienen te worden.

Uitspraak

WAHV 200.213.199
23 juli 2019
CJIB 190660436
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 2 februari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 29 november 2018 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

De griffier van de rechtbank heeft het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van 19 januari 2017 aan de griffier van het hof gestuurd. Een afschrift van dit proces-verbaal is aan de gemachtigde van de betrokkene en naar de advocaat-generaal gestuurd.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring, een richtingsweg (bord C4)”, welke gedraging zou zijn verricht op 17 juni 2015 om 18.57 uur op de Nieuwe Markt te Echt met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde heeft in hoger beroep evenals in de procedure bij de kantonrechter aangevoerd dat uit de toelichting van de verbalisant volgt dat de betrokkene tweemaal is bekeurd voor hetzelfde feit, hetgeen niet is toegestaan. Uit het zaakoverzicht blijkt onvoldoende dat de gedraging is verricht. De verbalisant verwijst naar een ander dossier, maar de gedraging moet uit het dossier zelf kunnen worden opgemaakt. Ook is niet gebleken waarom hij niet is staandegehouden.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Gedragingsgegevens: betrokkene is twee keer bekeurd voor hetzelfde feit. Voor uitgebreide toelichting zie Mulder 1706151855004337.
Overtreden artikel: 62 jo. bord C4 RVV 1990."
5. De door de verbalisant genoemde toelichting met nummer 1706151855004337 bevindt zich niet in het dossier.
6. De kantonrechter heeft in zijn beslissing van 2 februari 2017 overwogen dat hij er ambtshalve van op de hoogte is dat er nog twee zaken zijn van de betrokkene die reeds zijn behandeld ter zitting van 5 januari 2017. De kantonrechter haalt vervolgens informatie aan uit het zaakoverzicht met pv-nummer 170620151855004337. De kantonrechter merkt hierbij op dat dit zaakoverzicht zich bevindt in het dossier met de zaak met CJIB-nummer 190660439 en derhalve genoegzaam bekend is bij de betrokkene en diens gemachtigde.
7. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter zijn kennis uit de andere zaken van de betrokkene niet een rol mocht laten spelen bij de beoordeling van deze zaak, zonder dat die betreffende stukken aan het dossier waren toegevoegd. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen.
8. De in het dossier met CJIB-nummer 190660439 kennelijk aanwezige informatie met betrekking tot de vaststelling van de onderhavige gedraging bevond zich niet in het dossier zoals dat door de rechtbank naar het hof is doorgestuurd en is in hoger beroep ook niet door de advocaat-generaal ingebracht. Het hof beschikt dus niet over deze informatie. De in het dossier wel aanwezige informatie acht het hof onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de gedraging is verricht.
9. Het hof zal gelet hierop het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen. Het bedrag van de zekerheidstelling dient aan de betrokkene te worden gerestitueerd.
10. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Het hof heeft bij arrest van 1 mei 2019 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3197) bepaald dat er alleen nog proceskosten worden toegekend bij vernietiging van de inleidende beschikking. Daarvan is in dit geval sprake. Aan het indienen van beroepschriften bij de officier van justitie en de kantonrechter en het indienen van het hoger beroepschrift worden in totaal drie punten toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 768,-

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 190660436 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 768,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.