ECLI:NL:GHARL:2019:6219

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
WAHV 200.222.833
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor snelheidsovertreding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 7 augustus 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 104,- opgelegd aan de betrokkene, die als kentekenhouder werd beschuldigd van het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 14 km/h. De overtreding zou hebben plaatsgevonden op 23 juli 2016 op de A12 te Utrecht. De gemachtigde van de betrokkene voerde in hoger beroep aan dat er geen duidelijk zichtbaar verkeersbord A1 aanwezig was en dat er onvoldoende bewijs was om de snelheid vast te stellen. De kantonrechter had eerder het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de beslissing van de officier van justitie vernietigd.

Het hof oordeelde dat er geen sprake was van schending van het beginsel van hoor en wederhoor, omdat de betrokkene en diens gemachtigde correct waren opgeroepen voor de zitting, maar ervoor hadden gekozen om niet te verschijnen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden, en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Het hof concludeerde dat de gegevens in het dossier, waaronder foto's van de trajectcontrole en schouwrapporten, voldoende bewijs boden voor de vaststelling van de snelheidsovertreding. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd, en het verzoek om vergoeding van kosten in hoger beroep werd afgewezen.

Uitspraak

WAHV 200.222.833
30 juli 2019
CJIB 200277672
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 7 augustus 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 104,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 14 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op
23 juli 2016 om 22.59 uur op de A12 links hoofdrijbaan (trajectcontrole) te Utrecht met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep - evenals bij de kantonrechter - aan dat ter plaatse geen verkeersbord A1 duidelijk zichtbaar is en dat uit het zaakoverzicht niet blijkt wat de afgelegde wegafstand en tijdsduur zijn. Nu ieder controlemiddel ontbreekt, kan niet worden vastgesteld wat de gemiddelde snelheid zou zijn geweest en staat niet vast dat de gedraging is verricht. De kantonrechter heeft zonder partijen daarvan op de hoogte te stellen informatie van de site van het CJIB gebruikt. Nu partijen hier niet op hebben kunnen reageren, is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden en moet de beslissing van de kantonrechter worden vernietigd.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. De Wahv stelt niet de eis dat aan een krachtens die wet opgelegde administratieve sanctie een ambtsedig proces-verbaal van een opsporingsambtenaar ten grondslag ligt. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. Het zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, geijkte en op voorgeschreven wijze gebruikte trajectsnelheidsmeter op basis van factoren tijd en afstand.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 118 km per uur
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 114 km per uur
Toegestane snelheid: 100 km per uur
Overschrijding met: 14 km per uur (…)
Rijrichting van: Lunetten
Rijrichting naar: Oudenrijn
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 58.8L."
5. In het dossier bevinden zich de twee foto's die bij de trajectcontrole zijn gemaakt. Op deze foto's is het voertuig van de betrokkene te zien en in de databalk bij de foto's is de locatie vermeld (resp. hectometerpalen 61.9 en 58.8) alsmede de geconstateerde snelheid (118 km/h).
6. Voorts bevinden zich in het dossier twee door de advocaat-generaal overgelegde schouwrapporten d.d. 10 en 28 juli 2016 betreffende een schouw van de bebording van het trajectcontrolesysteem op de A12 hoofdrijbaan links te Utrecht, sectie 015. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie het standpunt ook onderbouwd met deze schouwrapporten.
Op basis van deze rapporten kan worden vastgesteld dat de bebording ten tijde van de gedraging in orde was.
7. De kantonrechter heeft voorts verwezen naar de inhoud van de NMi-verklaring van de betreffende trajectcontrole, die te vinden is op de website van het CJIB (https://www.cjib.nl//verklaringen-nederlands-meetinstituut). Hieruit blijkt dat de onderhavige trajectmeting een totale lengte heeft van 3134 meter.
8. Anders dan de gemachtigde stelt is er geen sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor omdat zij niet hebben kunnen reageren op de informatie van de site van het CJIB. De betrokkene en diens gemachtigde zijn correct opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter maar hebben er om hen moverende redenen voor gekozen geen gebruik te maken van deze mogelijkheid.
Dat de lengte van de trajectcontrole niet kan worden vastgesteld uit de gegevens in het zaakoverzicht, noch uit de gegevens boven of onder de foto's, is naar het oordeel van het hof weliswaar onzorgvuldig te noemen, maar dit kan - gelet op het voorgaande - niet leiden tot de vaststelling dat de gedraging niet is verricht.
9. Gelet op de gegevens in het zaakoverzicht, de foto's in het dossier en voormelde schouwrapporten, kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
10. Omdat de kantonrechter de inleidende beschikking niet heeft vernietigd, was er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding (vgl. het arrest van het hof van 1 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3197). Dit betekent dat de kantonrechter het verzoek om een dergelijke vergoeding, zij het op onjuiste gronden, terecht heeft afgewezen.
11. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen met verbetering van gronden.
12. Het verzoek tot vergoeding van kosten in hoger beroep wordt afgewezen onder verwijzing naar het in overweging 10. genoemde arrest.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.