ECLI:NL:GHARL:2019:624

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.242.576
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • A. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor stilstaan op de rijbaan langs een fietsstrook

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 17 mei 2018 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het stilstaan op de rijbaan langs een fietsstrook op 2 april 2017. De betrokkene betwistte de sanctie en stelde dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding was, waardoor de sanctie aan de bestuurder had moeten worden opgelegd in plaats van aan de kentekenhouder. Tijdens de zitting op 10 januari 2019 is de betrokkene verschenen, evenals een getuige en de advocaat-generaal, die een verweerschrift had ingediend.

Het hof heeft de verklaringen van de verbalisanten in overweging genomen, die stelden dat de bestuurder wegliep toen zij hem aanspraken. Het hof oordeelde dat er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden, gezien de verkeersdrukte en het feit dat de bestuurder wegliep. De sanctie kon daarom aan de kentekenhouder worden opgelegd. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. M. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. A. Huizenga als griffier.

Uitspraak

WAHV 200.242.576
24 januari 2019
CJIB 206309987
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 17 mei 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 januari 2019. De betrokkene is verschenen.
Als getuige is verschenen [B] .
De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [C] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “stilstaan op de rijbaan langs een fietsstrook”, welke gedraging zou zijn verricht op 2 april 2017 om 02:59 uur op de Marnixstraat te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene betoogt dat de sanctie ten onrechte op kenteken is opgelegd. Er was een reële mogelijkheid tot staandehouding, zodat de sanctie aan de bestuurder had moeten worden opgelegd. De bestuurder heeft namelijk met de verbalisanten gesproken, zowel voordat hij de auto verliet als bij terugkeer. Dat met de bestuurder geen normaal gesprek was te voeren, zoals de verbalisanten stellen, betwist de betrokkene. Bovendien, zelfs als dat het geval was geweest, hadden de verbalisanten tot staandehouding en vordering tot inzage in het legitimatiebewijs moeten overgaan, zo stelt de betrokkene. Politieagenten hebben immers een jarenlange training gehad voor dergelijke situaties. Verder had de bestuurder niet het idee dat zijn gedrag strafbaar was. Het voertuig stond immers naast de fietsstrook.
3. Artikel 23, eerste lid, aanhef en onder b, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 verbiedt het bestuurders om een voertuig te laten stilstaan op of langs een fietsstrook. Daarvan was hier sprake, zodat vaststaat dat de gedraging is verricht.
4. Uit artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) volgt het uitgangspunt dat een bestuurder, als een overtreding wordt geconstateerd, wordt staandegehouden, dat zijn identiteit wordt vastgesteld en dat hem een sanctie wordt aangezegd. Slechts wanneer geen sprake is van een reële mogelijkheid voor onmiddellijke staandehouding, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd. Als hierover verweer wordt gevoerd, moet de rechter daarop uitdrukkelijk beslissen en zo nodig de verbalisant om een nadere toelichting vragen.
5. In het zaakoverzicht is de verklaring opgenomen van de verbalisant die de sanctie heeft opgelegd. Deze heeft, mede namens zijn collega, onder meer het volgende verklaard:
“Wij verbalisanten waren met regionale noodhulp belast en reden over de Marnixstraat. Aldaar is er veel overlast van taxi’s en personenvoertuigen die overal en nergens gaan stilstaan. Wij zagen dat er op de rijbaan naast ons een voertuig voorzien van kenteken [00-YYY-0] stil ging staan en zijn gevarenlichten aan deed. Hierop zijn wij naast de auto gaan staan om hem te zeggen dat hij moest doorrijden. Ik, verbalisant [D] , sprak de bestuurder aan en vroeg hem wat hij ging doen. Hierop zei de bestuurder dat hij daar moest zijn en nergens anders kon parkeren. Toen ik zei dat hij door moest rijden en een parkeerplaats moest zoeken, zei hij: schrijf die bon maar, stapte uit zijn auto en liep naar het appartementencomplex toe. Wij zagen dat er allemaal auto’s achter hem stonden te wachten. De auto’s zijn toen de trambaan opgegaan omdat de auto de doorgaande weg blokkeerde. Hierop hebben wij de bekeuring uitgeschreven. De bestuurder stapte boos weer in zijn auto. Geen personalia genoteerd. Er viel niet normaal met de bestuurder te praten.”
6. Het hof acht op basis van de verklaring van de verbalisant aannemelijk dat er geen reële mogelijkheid is geweest de sanctie aan de bestuurder op te leggen. De bestuurder, die door het hof als getuige is gehoord, heeft niet weersproken dat hij, toen de verbalisanten hem aanspraken en geboden om door te rijden, zijn voertuig verliet en wegliep. Bij die stand van zaken kon, mede gelet op de door de verbalisanten beschreven verkeersdrukte, niet van hen worden gevergd dat zij de bestuurder te voet zouden achtervolgen om zodoende alsnog zijn personalia te kunnen noteren. Gelet daarop kon met oplegging van de sanctie aan de kentekenhouder worden volstaan. Dat de bestuurder korte tijd later terugkeerde bij het voertuig, maakt niet dat alsnog tot sanctieoplegging aan de bestuurder moest worden overgegaan. De verbalisanten hadden de bekeuring immers op dat moment al uitgeschreven.
7. De betrokkene betwist verder dat andere auto’s via de naastgelegen trambaan moesten passeren. De politieauto stond namelijk op de trambaan, zodat dit niet mogelijk was.
8. Het hof ziet in de enkele betwisting door de betrokkene geen aanleiding om aan de verklaring van de verbalisanten te twijfelen. Ook als dit anders zou zijn, mist dit verweer relevantie, nu het handelen van andere bestuurders of het al dan niet veroorzaken van hinder geen rol speelt bij het vaststellen van deze gedraging of het opleggen van een sanctie.
9. Het hof komt tot de slotsom dat de kantonrechter juist heeft beslist. Diens beslissing wordt dan ook bevestigd.
10. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.