ECLI:NL:GHARL:2019:6302

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 augustus 2019
Publicatiedatum
5 augustus 2019
Zaaknummer
WAHV 200.227.482
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • A. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs van gedraging in voetgangerszone met snorfiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het rijden met een snorfiets in een voetgangerszone. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en daarbij aangevoerd dat er geen proces-verbaal van de zitting was opgemaakt, wat in strijd zou zijn met de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

Het hof heeft vastgesteld dat het proces-verbaal niet voldeed aan de eisen van een zakelijke weergave van de zitting. Hierdoor kon de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven. Het hof heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordeeld. De betrokkene was als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet vaststond, omdat de foto's in het dossier onduidelijk waren.

Het hof concludeerde dat de gegevens waarop de sanctie was gebaseerd onvoldoende bewijs boden voor de gedraging. De camera-installatie die de overtreding zou hebben vastgesteld, gaf geen duidelijke informatie over de situatie. Het hof heeft de sanctie vernietigd en de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 896,-. Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.227.482
5 augustus 2019
CJIB 190128404
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 3 oktober 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert onder meer aan dat in strijd met artikel 13, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) geen proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter is opgemaakt, althans dat dit proces-verbaal niet voldoet aan de eis dat het een zakelijke weergave bevat van wat er op de zitting is besproken.
2. Uit het derde lid van artikel 13 Wahv, in verband met het tweede lid van dat artikel en met artikel 12 van die wet, moet worden afgeleid dat van iedere Wahv-zitting een proces-verbaal behoort te worden opgemaakt, met daarin een zakelijke weergave van de afgelegde verklaringen en van wat verder op de zitting is voorgevallen.
3. Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal van de openbare zitting van de kantonrechter. Daarin staat, onder meer, dat de verweerder heeft gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. De inhoud van het ingenomen standpunt is niet vermeld. Daarmee voldoet het proces-verbaal niet aan de hiervoor vermelde eisen. De beslissing van de kantonrechter kan niet in stand blijven. Het hof zal deze beslissing vernietigen en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
4. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de officier van justitie hem ten onrechte niet heeft gehoord. Het hof stelt vast dat het verzoek daartoe in administratief beroep op juiste wijze is gedaan en dat zich geen uitzonderingsgevallen voordoen. Het hof zal daarom - in het licht van bestendige, bekende en daarom niet nader te bespreken vaste rechtspraak van het hof op dit punt - het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren, die beslissing vernietigen en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
5. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd ter zake van “als (snor)fietser bij gebreke van verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 27 mei 2015 om 03:04 uur op de Museumstraat te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [Y-000-YY] .
6. De gemachtigde stelt onder verwijzing naar Bijlage L van de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) dat digitale handhaving met flitspalen slechts is toegestaan ten aanzien van geslotenverklaringen.
7. Het verweer miskent dat de Beleidsregels boa ten tijde van de oplegging van de sanctie nog niet in werking waren getreden. In de destijds geldende Circulaire boa was geen beperking opgenomen ten aanzien van digitale handhaving. Reeds daarom faalt het verweer.
8. De gemachtigde wijst er verder op dat niet blijkt dat de handhaving plaatsvond in verband met de openbare orde. Om die reden zou de sanctie onbevoegd zijn opgelegd.
9. De ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd is een boa in het domein Openbare ruimte. In de destijds geldende Circulaire boa is de bevoegdheid voor een boa in dit domein om een sanctie op te leggen voor het negeren van een C-bord beperkt tot gevallen waarin de handhaving verband houdt met de openbare orde. Voor overige overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 mogen boa's op grond van de domeinlijst in de Circulaire slechts een sanctie opleggen voor zover het stilstaande voertuigen betreft. Daarop is een uitzondering gemaakt voor de artikelen art. 4, 5, 6, 10, 60 en 82 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
10. In deze zaak betreft de vermeende gedraging een overtreding van artikel 5, lid 2, van het RVV 1990. De boa Openbare ruimte was binnen de Circulaire boa dan ook bevoegd om voor dit soort gedragingen handhavend op te treden. Een verband met de openbare orde is niet nodig. Het verweer op dit punt treft geen doel.
11. De gemachtigde stelt zich verder op het standpunt dat de gedraging niet vaststaat. Uit de onduidelijke foto's in het dossier zou dit niet zijn af te leiden.
12. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
13. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat in dit geval in feite niet meer dan de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld, met als toevoeging dat het voertuig een snorfiets is.
14. Het dossier bevat verder een aankondiging van beschikking, waarin de ambtenaar onder meer de volgende toelichting geeft:
"Aan weerszijden van de doorgang onder het Rijksmuseum te Amsterdam is er een camera-installatie geplaatst boven de weg ten behoeve van de handhaving van een voetgangersgebied, aangeduid door de borden volgens model G7, Bijlage 1 RVV 1990 voorzien van de tekst: "Zone" met onderborden waarop respectievelijk is vermeld "fietsen toegestaan op de rijloper" en "snorfietsers verboden."
15. Om te kunnen vaststellen dat de gedraging is verricht moet in dit geval komen vast te staan dat met de snorfiets van de betrokkene is gereden in de voetgangerszone.
16. In het dossier bevinden zich verder twee afdrukken van een foto. Ze zijn donker en niet scherp. Datum en tijd onderaan de foto's zijn leesbaar, evenals het onder één van de foto's vergroot afgedrukte kenteken. De leesbare gegevens komen overeen met de gegevens in het zaakoverzicht. Op één van de foto's is een silhouet zichtbaar, op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat er iemand op de snorfiets zit. Of er met de snorfiets wordt gereden, laat staan of dat op een voetpad is gebeurd, kan op basis van deze foto's niet worden vastgesteld.
16. Gedetailleerde informatie omtrent de manier waarop door deze camera-installatie overtredingen worden vastgesteld, ontbreekt (vgl. ook het arrest van het hof van 3 mei 2019, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2019:3868). Zo is niet duidelijk op welk weggedeelte de camera is gericht en of dat vóór of na het bord G7 is. Ook blijkt niet of, en zo ja op welke wijze, het systeem controleert of er sprake is van een rijdend voertuig. Bij die stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof beslist als na te melden.
18. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter, het hoger beroepschrift en het indienen van een nadere toelichting dienen in totaal 3,5 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 896,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 190128404 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 896,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.