ECLI:NL:GHARL:2019:6320

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
5 augustus 2019
Zaaknummer
200.257.082/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van mentorschap en verzoek tot wijziging van bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het mentorschap en de wijziging van de bewindvoerder van verzoeker, geboren in 1995. De kantonrechter in de rechtbank Overijssel had eerder op 28 december 2018 de verzoeken van verzoeker afgewezen. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Engels, verzocht het hof om de bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder te benoemen, alsook om het mentorschap op te heffen. De bewindvoerder en de mentor hebben verweer gevoerd en verzocht om de eerdere beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat de bewindvoerder haar taken niet naar behoren uitvoert of dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag. De door verzoeker aangevoerde incidenten zijn door de bewindvoerder weerlegd. Het hof oordeelt dat de relatie tussen verzoeker en de bewindvoerder niet onwerkbaar is en dat een vervanging van de bewindvoerder geen oplossing biedt voor de door verzoeker ervaren problemen.

Wat betreft het mentorschap oordeelt het hof dat, hoewel de noodzaak voor het mentorschap mogelijk nog bestaat, de voortzetting ervan niet zinvol is. Verzoeker heeft nauwelijks contact met de mentor en heeft geen hulp van haar gewenst. Het hof concludeert dat de huidige situatie, waarin verzoeker ondersteuning ontvangt van een mantelzorgster en andere personen, effectiever is dan het mentorschap. Het hof heft daarom het mentorschap op, met ingang van de dag na verzending van de beschikking. De beschikking van de kantonrechter wordt gedeeltelijk bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.257.082/01
(zaaknummers rechtbank Overijssel 7168331 BM VERZ 18-1872 en 7249155 MS VERZ 18-448)
beschikking van 1 augustus 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J. Engels te Vroomshoop,
en
[verweerster1],
h.o.d.n. [B],
gevestigd te [C] ,
verweerster in hoger beroep,
verder ook te noemen: de bewindvoerder,
en
[verweerster2],
h.o.d.n. [D],
gevestigd te [E] ,
verweerster in hoger beroep,
verder ook te noemen: de mentor.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[F] ,

wonende te [A] ,
de vader van [verzoeker] ,
2. [G],
wonende te [H] ,
de moeder van [verzoeker] ,
3. [I],
wonende te [J] ,
de broer van [verzoeker] ,
4. [K],
wonende te [L] ,
de zus van [verzoeker] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 28 december 2018, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 26 maart 2019;
- het verweerschrift van de bewindvoerder met productie(s);
- het verweerschrift van de mentor;
- een brief van mr. Engels van 27 maart 2019 met productie(s);
- een brief van de mentor van 2 juli 2019 met productie(s);
- een brief van de bewindvoerder van 3 juli 2019;
- een brief van de mentor van 3 juli 2019;
- een faxbericht van mr. Engels van 4 juli 2019;
- een journaalbericht van mr. Engels van 8 juli 2019 met productie(s);
- een brief van mr. Engels van 10 juli 2019 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 juli 2019 plaatsgevonden. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De bewindvoerder en de mentor zijn met bericht niet verschenen.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is [in] 1995 geboren.
3.2
De kantonrechter te Almelo heeft bij beschikking van 11 mei 2016 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan [verzoeker] een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld. Nu is [verweerster1] , h.o.d.n. [B] , de bewindvoerder.
3.3
Bij beschikking van de kantonrechter te Almelo van 26 februari 2018 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoeker] en is [verweerster2] , handelende onder de naam [D] , tot mentor benoemd.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 10 september 2018, heeft [verzoeker] verzocht, zakelijk weergegeven, de bewindvoerder te ontslaan als zijn bewindvoerder en [M] , h.o.d.n. [N] (hierna ook: de opvolgend bewindvoerder), tot opvolgend bewindvoerder te benoemen. Daarnaast heeft [verzoeker] verzocht het mentorschap op te heffen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de verzoeken van [verzoeker] afgewezen.
4.2
[verzoeker] is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 28 december 2018. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de bewindvoerder te ontslaan met benoeming van een nieuwe bewindvoerder alsmede het mentorschap op te heffen althans in deze een andere mentor te benoemen.
4.3
De bewindvoerder voert verweer en verzoekt het hof, zakelijk weergegeven, de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De mentor voert verweer en verzoekt het hof, zakelijk weergegeven, de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wijziging bewindvoerder
5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om [verweerster1] , h.o.d.n. [B] , ontslag te verlenen.
5.2
Het hof is van oordeel dat [verzoeker] onvoldoende heeft aangetoond dat de bewindvoerder haar taken niet naar behoren uitvoert of dat er om andere gewichtige redenen aanleiding is een andere bewindvoerder te benoemen. De door [verzoeker] aangevoerde zaken die volgens hem verkeerd zijn gegaan, heeft de bewindvoerder met schriftelijke stukken weerlegd, dan wel nader toegelicht. De - niet met stukken onderbouwde - stellingen van [verzoeker] acht het hof in het licht van de gemotiveerde betwisting door de bewindvoerder dan ook onvoldoende om de huidige bewindvoerder te ontslaan.
5.3
[verzoeker] heeft als voornaamste reden van zijn verzoek tot wijziging van de bewindvoerder aangevoerd dat er de afgelopen jaren verschillende incidenten hebben plaatsgevonden met verschillende oorzaken, waardoor er nu sprake is van een onwerkbare, stressvolle en onhoudbare situatie. Volgens [verzoeker] is de relatie met de bewindvoerder dermate verstoord dat deze niet meer valt te herstellen. De bewindvoerder heeft dit betwist en gesteld dat de verstoorde relatie enkel door [verzoeker] wordt ervaren. De bewindvoerder stelt regelmatig contact te hebben met [verzoeker] . Ook heeft zij - zowel in eerste aanleg als in hoger beroep - toegelicht waarom verzoeken van [verzoeker] niet altijd kunnen worden ingewilligd.
Het hof is, evenals de kantonrechter, onvoldoende gebleken dat er sprake is van een onwerkbare situatie. Een vervanging van de bewindvoerder zal in de door [verzoeker] ervaren problemen geen verandering brengen.
5.4
[verzoeker] heeft ter zitting gesteld dat in de praktijk een complicerende factor is dat zijn vader en hij dezelfde bewindvoerder (en mentor) hebben. Dit leidt volgens [verzoeker] tot verwarring, discussies en irritaties. Zo zijn de financiële uitgaven van [verzoeker] en zijn vader soms nauw met elkaar verweven en heeft de bewindvoerder dit volgens [verzoeker] niet in de hand. Het hof is van oordeel dat [verzoeker] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de bewindvoerder de vermogensrechtelijke belangen van [verzoeker] niet behoorlijk heeft behartigd.
5.5
Op grond van het bovenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarbij het verzoek van [verzoeker] tot wijziging van de bewindvoerder is afgewezen.
Opheffing mentorschap
5.6
Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet langer meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve.
5.7
Het hof is, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat - los van de vraag of de noodzaak van het mentorschap nog bestaat - voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken en dat dit daarom moet worden opgeheven.
Vast staat dat [verzoeker] en de mentor het afgelopen jaar nauwelijks contact met elkaar hebben gehad. De oorzaak hiervan is mede gelegen in de omstandigheid dat [verzoeker] geen hulp van de mentor wil. De mentor heeft in dat verband zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aangegeven dat - hoewel de gronden voor een mentorschap naar haar mening nog wel bestaan - het voor haar de vraag is of het mentorschap optimaal benut wordt als [verzoeker] zich blijft onttrekken aan contact.
Daarnaast is het hof niet gebleken dat er zorg voor [verzoeker] nodig is, die hem nu niet geboden kan worden. [verzoeker] woont met vier andere bewoners, onder wie zijn vader, in een woning, heeft dagbesteding voor zichzelf geregeld en krijgt sinds anderhalf jaar hulp van een mantelzorgster. Uit de door [verzoeker] overgelegde verklaring van deze mantelzorgster blijkt dat zij [verzoeker] ondersteuning biedt op allerlei gebieden en dat dit naar haar mening goed werkt voor [verzoeker] . Daarnaast heeft [verzoeker] verklaringen van twee andere personen overgelegd, die hebben verklaard dat [verzoeker] bij hen terecht kan als hij vragen heeft en/of ondersteuning nodig heeft op verschillende gebieden. Het hof acht aannemelijk dat in dit geval deze werkwijze meer zinvol is voor [verzoeker] dan de meer ingrijpende maatregel van het mentorschap, dat bovendien extra kosten met zich brengt.
5.8
Onder voornoemde omstandigheden acht het hof het in dit geval niet zinvol om het mentorschap voort te zetten. Het hof zal daarom het mentorschap opheffen met ingang van de dag na verzending van deze beschikking.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof als volgt beslissen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 28 december 2018, voor zover daarbij het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder is afgewezen;
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 28 december 2018, voor zover daarbij het verzoek tot opheffing van het mentorschap is afgewezen en voor zover het de periode met ingang van de dag na verzending van deze beschikking betreft, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
heft de maatregel van mentorschap ten aanzien van [verzoeker] , geboren te [O] [in] 1995, met ingang van de dag na verzending van deze beschikking op;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, J.D.S.L. Bosch en I.M. Dölle, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 1 augustus 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.