Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het mentorschap en de wijziging van de bewindvoerder van verzoeker, geboren in 1995. De kantonrechter in de rechtbank Overijssel had eerder op 28 december 2018 de verzoeken van verzoeker afgewezen. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Engels, verzocht het hof om de bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder te benoemen, alsook om het mentorschap op te heffen. De bewindvoerder en de mentor hebben verweer gevoerd en verzocht om de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat de bewindvoerder haar taken niet naar behoren uitvoert of dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag. De door verzoeker aangevoerde incidenten zijn door de bewindvoerder weerlegd. Het hof oordeelt dat de relatie tussen verzoeker en de bewindvoerder niet onwerkbaar is en dat een vervanging van de bewindvoerder geen oplossing biedt voor de door verzoeker ervaren problemen.
Wat betreft het mentorschap oordeelt het hof dat, hoewel de noodzaak voor het mentorschap mogelijk nog bestaat, de voortzetting ervan niet zinvol is. Verzoeker heeft nauwelijks contact met de mentor en heeft geen hulp van haar gewenst. Het hof concludeert dat de huidige situatie, waarin verzoeker ondersteuning ontvangt van een mantelzorgster en andere personen, effectiever is dan het mentorschap. Het hof heft daarom het mentorschap op, met ingang van de dag na verzending van de beschikking. De beschikking van de kantonrechter wordt gedeeltelijk bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd.