Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
Medeplichtige / medepleger van moord op Marianne Vaatstra woont gewoon in Dokkum
(…)
De auteurs baseren zich op een tweetal kluisverklaringen van ex-asielzoekers die dit voorjaar onder ede bij de notaris zijn afgelegd. Eén van de mannen, een toenmalige vriend van [D] (hof: bedoeld wordt [E] ) , verklaart getuige te zijn geweest van de moord in de caravan van de Duitser.
DE MOORDENAARS
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
a) [appellant] te veroordelen op straffe van een dwangsom alle publicaties waarin [geïntimeerde] direct of indirect wordt beschuldigd van strafbare feiten, waaronder maar niet beperkt tot medeplichtigheid aan moord, handel in en productie van kinderporno en snuff movies
,dan wel andere verdachtmakingen rond strafbare feiten jegens [geïntimeerde] binnen
14 dagen na datum van het vonnis te staken en gestaakt te houden, door onder meer:
Het vonnis is door de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.Het geschil en de beoordeling in hoger beroep
Omvang van het hoger beroep
grief 1betoogt, dat de moord door [D] in de caravan van [geïntimeerde] zou zijn gepleegd. Ook in dat geval dient het recht van [geïntimeerde] op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer afgewogen te worden tegen het recht op vrije meningsuiting van [appellant] .
grief 2). Het antwoord op de vraag of [appellant] opzettelijk de naam en de goede eer van [geïntimeerde] zou hebben aangetast, kan gelet op de hier toe te passen maatstaf in het midden worden gelaten.
toenbeschikbare feitenmateriaal. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat dat niet het geval is. Het hof is daarnaast van oordeel, gelet op hetgeen hierna onder 4.19 wordt overwogen met betrekking tot de (wan)verhouding tussen het incriminerende karakter van de beschuldigingen richting [geïntimeerde] en het door [appellant] gestelde doel, [appellant] de beschuldigingen aan het adres van [geïntimeerde] , ook als de lezing van [appellant] juist blijkt te zijn, op een andere manier had kunnen en moeten inkleden.
grief 3aanvoert, rechtvaardigt niet dat hij meer dan twee jaar later door [appellant] onder zijn volledige naam in verband wordt gebracht met de hiervoor genoemde zeer ernstig beschuldigingen.
grief 7betoogt, geen enkele rol.