Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 18 juli 2016 om 9.01 uur op de Frontensingel ter hoogte van OV-halte Maagdendries te Maastricht met het voertuig met het kenteken [Y-YY-0000] .
2. De gemachtigde van de betrokkene - ten tijde van de gedraging de bestuurder van het voertuig - ontkent de gedraging te hebben verricht. Hij voert daartoe aan dat hij met zijn trekker met oplegger de kruising is opgereden, toen het verkeerslicht groen was. Hij sloot op het kruisingsvlak aan achter een stilstaande personenauto. De trekker stond toen voorbij de stopstreep, de oplegger op en voor de stopstreep. Terwijl hij stilstond had hij geen zicht op het verkeerslicht. Toen het verkeer weer begon te rijden is hij ook gaan rijden.
3. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 62 in verbinding met artikel 68, eerste lid, aanhef en onder c, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
4. Artikel 68, eerste lid, van het RVV 1990 houdt in:
“Bij driekleurige verkeerslichten betekent:
a. groen licht: doorgaan;
b. geel licht: stop: voor bestuurder die het teken zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is: doorgaan;
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto’s vastgelegd.
Foto 1: Het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 1,3 seconden.
Foto 2: Circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.
De tijdsduur van de geellichtfase is op de foto vermeld.”
6. In het dossier bevinden zich verder foto's van de gedraging. Op de eerste foto is te zien dat het voertuig van de betrokkene, een vrachtwagencombinatie bestaand uit een trekker met oplegger, ter plaatse rijdt. Het voertuig is de stopstreep gedeeltelijk gepasseerd, maar de achterwielen staan nog voor de stopstreep. De voorkant van het voertuig staat ongeveer ter hoogte van het verkeerslicht dat op dat moment 1,3 seconden rood licht uitstraalde. Op de tweede foto, die 1,4 seconden later is genomen, is te zien dat het voertuig de verkeerslichten is gepasseerd en verder de kruising op is gereden. Uit de databalk onder de foto's blijkt dat de geeltijd drie seconden bedroeg en dat er met een snelheid van 30 km/h werd gereden.
7. Op basis van de stukken in het dossier stelt het hof vast dat de gedraging is verricht. Immers, ook als wordt aangenomen dat het verkeerslicht pas op rood ging toen de voorkant van het voertuig de stopstreep reeds was gepasseerd, moet niettemin worden geconcludeerd dat het voertuig van de betrokkene door rood is gereden (vgl. HR 1 juli 1982, VR 1983, 23). Ter beoordeling van het hof is nu of, hoewel vaststaat dat de gedraging is verricht, toch moet worden geoordeeld dat in dit geval ten onrechte een sanctie is opgelegd aan de betrokkene.
8. Het hof overweegt dat, het bepaalde in artikel 68, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 in aanmerking genomen, in het algemeen mag worden verwacht dat een bestuurder te allen tijde in staat is het voertuig tijdig en op verantwoorde wijze voor een verkeerslicht tot stilstand te brengen. Van een bestuurder mag men immers verwachten dat hij anticipeert op een verkeerslicht dat hij nadert en zijn snelheid zodanig aanpast dat tijdig kan worden gestopt. Dit geldt temeer als de bestuurder kan zien dat de voor hem rijdende voertuigen afremmen of stoppen op de kruising. Indien een driekleurig verkeerslicht geel licht uitstraalt, houdt dit in beginsel in dat moet worden gestopt. Slechts indien men op dat moment het verkeerslicht zo dicht genaderd is dat stoppen niet meer mogelijk is, mag men doorrijden. Indien de gemachtigde niet tijdig op een verantwoorde wijze heeft kunnen stoppen voor het verkeerslicht, heeft hij zijn snelheid kennelijk in onvoldoende mate aangepast. Dat de gemachtigde zijn voertuig niet meer tijdig op een verantwoorde wijze tot stilstand kon brengen, is door de gemachtigde bovendien niet aannemelijk gemaakt.
9. Nu vaststaat dat de gedraging is verricht en de sanctie terecht aan de betrokkene is opgelegd, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.