ECLI:NL:GHARL:2019:6603

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
WAHV 200.222.119
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mogelijkheid tot staandehouding bij administratieve sanctie op basis van verkeersgedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene is opgelegd voor een verkeersgedrag dat plaatsvond op 10 januari 2016. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep van de betrokkene gegrond had verklaard en de beslissing van de officier van justitie had vernietigd.

De kern van de zaak draait om de vraag of er een reële mogelijkheid tot staandehouding was op het moment van de gedraging. De verbalisant verklaarde dat hij hard moest remmen om een aanrijding te voorkomen en dat zijn voertuig niet was uitgerust met een voorziening om een stopteken te geven. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat het verkeer minder dan stapvoets reed en dat de verbalisant via een open raam met de bestuurder had gesproken, maar het hof achtte deze mogelijkheden niet aannemelijk.

Het hof concludeerde dat de sanctie terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. Het hof benadrukte dat de gegevens in het zaakoverzicht voldoende waren om de gedraging vast te stellen en dat de argumenten van de gemachtigde niet leidden tot twijfel aan de juistheid van deze gegevens.

Uitspraak

WAHV 200.222.119
15 augustus 2019
CJIB 194832636
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 1 augustus 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 123,75.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Wel is nog een aanvullend stuk ontvangen dat aan de gemachtigde van de betrokkene is doorgestuurd.
Op 16 juli 2018 is nog een brief van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “bij het afslaan niet het verkeer naast/links dicht achter voor laten gaan”, welke gedraging zou zijn verricht op
10 januari 2016 om 15.27 uur op de A10 links te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat zich niet een ondertekend brondocument in het dossier bevindt. Daarom kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een ambtsedige verklaring. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de verbalisant zelf betrokken was bij het gebeuren. Interne richtlijnen van de politie geven aan dat de verbalisant dan niet een ambtsedige verklaring ter verbalisering mag opstellen zonder dat daar een collega bij betrokken is. Verder is niet deugdelijk gemotiveerd waarom de bestuurder niet is staandegehouden. Dat het voertuig van de verbalisant niet was voorzien van een stopteken is onvoldoende. Volgens de gemachtigde reed het verkeer minder dan stapvoets zodat de verbalisant achter het voertuig aan kon rijden. Daar komt bij dat de verbalisant via een open raam de berijder van het voertuig heeft aangesproken over het gebeuren.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Een ondertekende verklaring is niet vereist (vgl. het arrest van het hof van
4 april 2017 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2017:2855). Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. Voor zover de gemachtigde aanvoert dat de verbalisant niet zonder hulp van een collega een verbaliserende verklaring mag opstellen overweegt het hof dat de gemachtigde niet onderbouwd heeft dat er een interne richtlijn bij de politie is waaruit volgt dat een verbalisant hulp van een collega moet inroepen in gevallen waar hij zelf belang bij heeft. Het hof gaat dan ook aan dit verweer voorbij.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Gedragingsgegevens: betrokkene sloeg linksaf. (…)
Soort weg: autosnelweg (…)
Opmerkingen ambtenaar 1: verbalisant reed op rijstrook 1. Be. (het hof leest: betrokkene) ging ineens van rijstrook 2 naar rijstrook 1. Hierbij kon verbalisant door hard te remmen een aanrijding voorkomen.
Reden geen staandehouding: voertuig was niet voorzien van een stopteken."
6. Artikel 5 van de Wahv bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet zo worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
7. Het hof gaat er in dit geval van uit dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. Uit de verklaring van de verbalisant volgt dat het voertuig waarin hij reed niet is uitgerust met een voorziening om een stopteken te geven, waarmee op een veilige en verantwoorde manier tot staandehouding kan worden overgegaan. Het hof neemt in aanmerking dat de verbalisant ook heeft verklaard dat hij hard moest remmen om een aanrijding te voorkomen en dat de gedraging is geconstateerd op een autosnelweg. De door de gemachtigde aangevoerde mogelijkheden tot staandehouding die inhouden dat het verkeer minder dan stapvoets zou rijden zodat de verbalisant achter het voertuig aan kon rijden en dat de verbalisant via een open raam met de bestuurder zou hebben gesproken, zijn niet aannemelijk gemaakt en worden ook niet ondersteund door de verklaring van de verbalisant. Het hof acht die mogelijkheden daarom in dit geval niet reëel.
8. Wat de gemachtigde heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de gegevens in het zaakoverzicht. Het hof stelt vast dat de gedraging is verricht en de sanctie terecht aan de kentekenhouder is opgelegd.
9. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen en het verzoek om proceskostenvergoeding afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.