In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 31 augustus 2017 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 90,- die was opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan met een stilstaand voertuig, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De gedraging zou hebben plaatsgevonden op 16 november 2016 op het Drie Kolommenplein te Aalsmeer.
De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat het voertuig geparkeerd stond en niet stilstond, en dat daarom de opgelegde sanctie niet van toepassing was. Het hof overwoog dat parkeren en stilstaan verschillende definities hebben volgens het RVV 1990. De gemachtigde stelde ook dat de ambtenaar onvoldoende bewijs had geleverd voor de gedraging, maar het hof oordeelde dat de verklaring van de ambtenaar voldoende was om de sanctie te rechtvaardigen. Het hof concludeerde dat de betrokkene niet in haar belangen was geschaad door het niet horen door de officier van justitie, aangezien zij daar niet om had verzocht.
Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter, waarbij werd vastgesteld dat de gedraging inderdaad had plaatsgevonden en dat de sanctie terecht was opgelegd. Het hof benadrukte dat het gebruik van het trottoir door een stilstaand voertuig in strijd is met de verkeersregels, ongeacht of het voertuig geparkeerd of stilstaand was.