ECLI:NL:GHARL:2019:6640

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
WAHV 200.218.821
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sanctie voor parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 4 mei 2017 een administratieve sanctie van € 90,- had opgelegd aan de betrokkene, [betrokkene] B.V., voor het parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. De overtreding vond plaats op 1 juni 2016 om 14:04 uur op de Pollartstraat te Roermond. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van onmiddellijk laden en lossen, omdat er gedurende vijf minuten geen laad- en losactiviteiten waren waargenomen. De gemachtigde betoogde dat het afleveren van kleding voor een fotoshoot meer tijd vergde en dat dit niet anders dan per voertuig kon gebeuren.

Het hof heeft vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene zich op een als zodanig aangegeven gelegenheid bevond, maar dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van laden of lossen. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de juiste maatstaven had gehanteerd en dat de gemachtigde niet aannemelijk had gemaakt dat er meer tijd nodig was voor het afleveren van de goederen. De kantonrechter had terecht overwogen dat het tijdsverloop van vijf minuten op zich niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van onmiddellijk laden en lossen.

Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om vergoeding van kosten af. Het hof benadrukte dat het aan de betrokkene was om aannemelijk te maken dat er sprake was van laden of lossen, en dat de gemachtigde hierin niet was geslaagd. De uitspraak van het hof is gedaan door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.218.821
14 augustus 2019
CJIB 198663759
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 4 mei 2017
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

Het tussenarrest

Bij tussenarrest van 21 mei 2019 heeft het hof de griffier van de rechtbank in de gelegenheid gesteld het proces-verbaal van de zitting van 20 april 2017 aan de griffier van het hof te verstrekken. De inhoud van dat arrest wordt hier als ingelast beschouwd.
Het verdere procesverloop
Op 29 mei 2019 heeft het hof een gewaarmerkt afschrift ontvangen van het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter en aan het dossier toegevoegd. Afschriften daarvan zijn verzonden aan de gemachtigde van de betrokkene en de advocaat-generaal.

Beoordeling

1. Nu het dossier (alsnog) een gewaarmerkt afschrift van het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter bevat, is de feitelijke grondslag ontvallen aan de stelling van de gemachtigde dat niet is gebleken dat een proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van de kantonrechter is opgemaakt.
2. De verdere bezwaren die namens de betrokkene in hoger beroep zijn aangevoerd richten zich tegen de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard. Bij deze inleidende beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen.” Deze gedraging zou zijn verricht op 1 juni 2016 om 14:04 uur op de Pollartstraat te Roermond met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
3. Deze bezwaren houden in dat de kantonrechter heeft overwogen dat het bij laden en lossen op een daartoe bestemde plek moet gaan om goederen van enige omvang of enig gewicht. Dit is een vereiste dat de wet niet kent. Het arrest van het hof waarnaar de kantonrechter heeft verwezen, is niet raadpleegbaar, omdat het niet is gepubliceerd. De kantonrechter is op basis van het tijdsbestek van vijf minuten tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van het onmiddellijk laden en lossen. Dit tijdsbestek zegt op zich niets, want het lossen van een piano of een bed zal begrijpelijkerwijze langer duren dan vijf minuten. Voorts heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat de bestuurder van het voertuig enkel een doos met kleding diende af te leveren, terwijl in het beroep juist is vermeld dat het geen doos met kleding betreft. Gelet hierop heeft de kantonrechter verkeerde uitgangspunten en maatstaven gehanteerd bij de beoordeling van het beroep. De gemachtigde verzoekt het hof om het beroep, zoals gericht tegen de inleidende beschikking, in het geheel opnieuw te beoordelen.
4. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder f, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) dat bepaalt dat de bestuurder zijn voertuig niet mag parkeren op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Ik heb gedurende een tijd van ongeveer 5 minuten geen activiteit rond het voertuig waargenomen in de vorm van het laden of lossen van goederen, dan wel het in of uit laten stappen van personen."
6. Vaststaat dat het voertuig van de betrokkene zich op een als zodanig aangegeven gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen bevond. In geding is of sprake was van parkeren dan wel van laden of lossen.
7. Artikel 1 van het RVV 1990 bevat de volgende definitie van parkeren:
"Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen."
8. Het hof is het met de gemachtigde eens dat niet slechts het tijdsverloop bepalend is bij de vraag of sprake is van parkeren dan wel laden en lossen. Wel is volgens rechtspraak van de Hoge Raad bepalend of goederen van enige omvang of enig gewicht bij voortduring worden uit- of ingeladen gedurende de tijd die daarvoor nodig is (HR 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2760) en dient het daarbij te gaan om goederen die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht (HR 10 juni 1975, ECLI:NLHR:1975:AJ4297). Vastgesteld moet worden of het voertuig uitsluitend heeft stilgestaan zo lang als nodig was voor het ononderbroken verrichten van het geheel van handelingen dat redelijkerwijs noodzakelijk is om de zaken uit het voertuig te halen en aan de geadresseerde af te geven (Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2015:7639). Het ligt op de weg van een betrokkene om aannemelijk te maken dat van laden of lossen -als uitzondering op parkeren- sprake is (Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2019:3877).
9. De omstandigheid dat in het onderhavige geval gedurende vijf minuten geen laad- en losactiviteiten zijn waargenomen, brengt in beginsel reeds mee dat van de vereiste onmiddellijkheid geen sprake meer is. Dat kan anders zijn indien de gemachtigde aannemelijk maakt dat er meer tijd nodig is geweest voor het afleveren van de goederen.
10. Uit het tegen de beslissing van de officier van justitie ingediende beroepschrift volgt dat de bestuurder van het voertuig van de betrokkene kledingstukken moest brengen naar het [D] voor een fotoshoot. Dergelijke kleding moet volgens de gemachtigde met zorg worden afgeleverd, zodat er niet eenvoudigweg een doos met kleding kan worden afgegeven. Dit is aldus iets bewerkelijker en zal vast meer dan vijf minuten hebben geduurd.
11. Naar het oordeel van het hof is sprake van parkeren. Het hof wil aannemen dat de kleding die voor de fotoshoot vervoerd moest worden, met zorg moest worden behandeld, maar de gemachtigde heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit vervoer bezwaarlijk anders dan per voertuig kon gebeuren, noch dat het kleding betrof van enige omvang of enig gewicht. Zo wordt niet duidelijk om hoeveel kleding het gaat en wat de omvang en het gewicht daarvan was. De gemachtigde heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat en waarom er vanwege die bepaalde kleding meer tijd nodig was voor het afleveren daarvan.
12. Met voormeld oordeel is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Dit betekent dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft genomen door het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond te verklaren. Deze beslissing zal dan ook worden bevestigd.
13. Omdat de inleidende beschikking niet wordt vernietigd, is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding (vgl. het arrest van het hof van 1 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3197).

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.