Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Den Haag(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. Belanghebbende, die in dienst was van de Hogeschool [A], had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen voor het jaar 2016, waarbij een beëindigingsvergoeding van € 107.324 was opgelegd. De vraag die centraal stond was of deze vergoeding gedeeltelijk moest worden aangemerkt als een niet tot het loon behorende vergoeding voor geleden immateriële schade.
Belanghebbende stelde dat de beëindigingsvergoeding deels bedoeld was als compensatie voor immateriële schade die hij had geleden door de omstandigheden rondom zijn dienstverband. De inspecteur van de Belastingdienst betwistte dit en stelde dat de vergoeding volledig verband hield met de dienstbetrekking en dus als belastbaar loon moest worden aangemerkt. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat een deel van de vergoeding niet als loon kon worden aangemerkt. De beëindigingsvergoeding was bedoeld ter aanvulling van een lager te verdienen loon en viel daarmee onder de belastingheffing.
Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en belanghebbende werd in het ongelijk gesteld.