ECLI:NL:GHARL:2019:6843

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
WAHV 200.218.524
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • J. Samplonius
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van administratief beroep in verkeerszaken en de gevolgen van onjuiste CJIB-nummer vermelding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 15 juni 2017. De zaak betreft de tijdigheid van een administratief beroep in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De betrokkene had een beroep ingesteld tegen een inleidende beschikking, maar het hof oordeelde dat dit beroep niet tijdig was ingesteld. De inleidende beschikking was op 30 juni 2016 aan de betrokkene toegestuurd, en de beroepstermijn eindigde op 11 augustus 2016. Het beroepschrift, gedateerd op 15 augustus 2016, werd pas op 16 augustus 2016 door de officier van justitie ontvangen, waardoor het hof concludeerde dat het beroep te laat was ingediend.

De gemachtigde van de betrokkene stelde dat er eerder, op 4 juli 2016, een beroepschrift was ingediend, maar het hof oordeelde dat dit schrijven ten onrechte niet als beroepschrift in de onderhavige zaak was aangemerkt. Het hof concludeerde dat het schrijven van 4 juli 2016 geen specifieke zaakgegevens bevatte en dat het CJIB-nummer onjuist was vermeld. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de inleidende beschikking niet werd vernietigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de noodzaak om correcte zaakgegevens te vermelden.

Uitspraak

WAHV 200.218.524
27 augustus 2019
CJIB 198971813
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 15 juni 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Bij het beroepschrift is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 27 augustus 2018 is namens de betrokkene nog een brief ontvangen.

Beoordeling

1. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingesteld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie juist heeft beslist.
2. Tegen de inleidende beschikking kan binnen zes weken beroep worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 6, eerste lid, van de Wahv en de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het instellen van beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beschikking aan de betrokkene is toegestuurd.
3. De inleidende beschikking is op 30 juni 2016 aan de betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde dus op 11 augustus 2016. Het als beroepschrift aangemerkte schrijven is gedateerd 15 augustus 2016. Uit een stempel blijkt dat het op 16 augustus 2016 door de officier van justitie is ontvangen. Het beroep is dan ook niet tijdig ingesteld.
4. De gemachtigde stelt dat hij reeds vóór 16 augustus 2016 beroep heeft ingesteld, namelijk bij schrijven van 4 juli 2016. Dat schrijven is ten onrechte niet als beroepschrift in onderhavige zaak aangemerkt, aldus de gemachtigde. De CVOM had het daarin onjuist vermelde CJIB-nummer kunnen opmerken. In dat beroepschrift is namelijk een kenmerk vermeld, te weten BCVOM/20160649/FH2/1813. Het nummer 20160649 staat voor het eigen zaaknummer van de gemachtigde. [betrokkene] staat voor ' [betrokkene] , tweede casus' en 1813 zijn de laatste 4 cijfers van het CJIB-nummer. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de bij dat beroepschrift gevoegde machtiging is ondertekend door F. Hazeu, is de gemachtigde van mening dat dit schrijven als beroepschrift in onderhavige zaak had moeten worden aangemerkt.
5. Het schrijven van 4 juli 2016, door de CVOM ontvangen op 5 juli 2016, bevindt zich bij de stukken. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
"Betreft 197971813 bezwaar + Wob
Onze referentie BCVOM/20160649/ [betrokkene] /1813
(…)
Geachte heer, mevrouw,
Hierdoor maakt gemachtigde, [D] , bezwaar tegen de beschikking met bovenstaand CJIB nummer, namens cliënt. Volgens deze beschikking zou mijn cliënt een verkeersovertreding hebben begaan. Deze beschuldiging is echter onjuist. Ik maak bezwaar tegen deze beschikking en zal de feiten en omstandigheden later aanvoeren. (…).
Bijlage 1: Machtiging"
6. De bij het beroepschrift gevoegde machtiging bevat geen concrete zaakgegevens. In de getypte tekst wordt gesproken over de volmachtgever. Bij het veld 'naam en handtekening volmachtgever' staat naast de handtekening handgeschreven ' [betrokkene] '.
7. Het hof leidt uit de stukken af dat de officier van justitie het schrijven van 4 juli 2016 heeft aangemerkt als gericht tegen de beschikking met CJIB-nummer 19
7971813. Dit is het nummer dat duidelijk in het beroepschrift is vermeld. Op 19 juli 2016 is het zaakoverzicht van die zaak opgevraagd en daaruit blijkt dat het beroepschrift ook aan die zaak gekoppeld kon worden. Uit dat zaakoverzicht blijkt namelijk dat de beroepstermijn tegen de inleidende beschikking, opgelegd vanwege een snelheidsovertreding, op 1 juli 2016 verstreek, terwijl het schrijven van de gemachtigde op 5 juli 2016 is ingekomen. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de gemachtigde in zijn schrijven geen specifieke zaakgegevens heeft genoemd, is het hof van oordeel dat de dit schrijven terecht is aangemerkt als een beroepschrift gericht tegen de beschikking met CJIB-nummer 197971813. Dat de daarbij gevoegde machtiging is ondertekend door [betrokkene] , leidt niet tot een ander oordeel.
8. Het voorgaande leidt ertoe dat het schrijven van 15 augustus 2016, waarin wel het juiste CJIB-nummer is opgenomen, terecht is aangemerkt als een beroepschrift in onderhavige zaak. Dat beroep is niet tijdig ingesteld. Nu niet gebleken is van een verschoonbare termijnoverschrijding, hebben de officier van justitie en de kantonrechter juist beslist. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.
9. Omdat de inleidende beschikking niet wordt vernietigd, is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding (vgl. het arrest van het hof van 1 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3197).

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Samplonius als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.