ECLI:NL:GHARL:2019:6852

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
WAHV 200.220.105
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onvoldoende bewijs van deugdelijkheid veersysteem

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 7 juli 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het rijden met een voertuig waarvan het veersysteem niet deugdelijk zou zijn. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de beslissing van de officier van justitie vernietigd, en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de beslissing van de kantonrechter moest worden vernietigd vanwege het ontbreken van een proces-verbaal van de zitting. Het hof oordeelde echter dat er wel degelijk processen-verbaal aanwezig waren in het dossier.

De betrokkene had een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd gekregen voor het rijden met een voertuig waarvan het veersysteem niet deugdelijk zou zijn, op 26 januari 2016. De gemachtigde voerde in hoger beroep aan dat de kantonrechter onvoldoende had ingegaan op het verweer dat de redenen van wetenschap van de verbalisant ontbraken en dat de foto’s in het dossier geen uitsluitsel boden over de staat van het veersysteem. Het hof concludeerde dat de verklaring van de verbalisant onvoldoende redenen van wetenschap bevatte en dat er gerede twijfel bestond over de gedraging. Daarom werd de inleidende beschikking vernietigd en werd de proceskostenvergoeding toegewezen aan de betrokkene.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, de administratieve sanctie opgeheven en de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 512,-. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.220.105
27 augustus 2019
CJIB 195653075
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 7 juli 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 124,-.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 8 januari 2018 en op 29 januari 2018 zijn nog faxen van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen. Een kopie daarvan is toegestuurd aan de advocaat-generaal.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd vanwege het ontbreken van een proces-verbaal van de zitting.
2. De stelling dat het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter ontbreekt mist feitelijke grondslag. In het dossier bevinden zich namelijk wel degelijk processen-verbaal van de in het openbaar gehouden zittingen van de kantonrechter van 28 april 2017 en 7 juli 2017.
3. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “met voertuig rijden, terwijl het veersysteem/de onderdelen/vereiste schokdempers niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn”, welke gedraging zou zijn verricht op 26 januari 2016 om 11:58 uur op de Rijksweg A2 te Zaltbommel met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
4. De gemachtigde voert in hoger beroep onder meer aan dat de kantonrechter ten onrechte de inleidende beschikking in stand heeft gelaten. Door slechts te overwegen dat de kantonrechter niet twijfelt aan de waarnemingen van de verbalisant, is de kantonrechter onvoldoende ingegaan op het verweer dat de redenen van wetenschap op basis waarvan de gesteldheid van het veersysteem is verondersteld ontbreken en dat de foto daarover ook geen uitsluitsel biedt. Het is de gemachtigde niet duidelijk wat de waarnemingen van de verbalisant zijn.
5. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
6. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 5.1.1, eerste lid, onder c, van de Regeling Voertuigen (hierna: RV), juncto 5.2.28, eerste lid, van de RV.
7. Artikel 5.1.1, eerste lid, onder c, van de RV, bepaalt het volgende:
"1. Het is de bestuurder van een voertuig verboden daarmee te rijden en de eigenaar of houder verboden daarmee te laten rijden, indien het voertuig:
c. niet voldoet aan de in de afdelingen 2 tot en met 17 van dit hoofdstuk ten aanzien van de bouw of inrichting van voertuigen van de categorie waartoe het voertuig behoort, gestelde eisen."
8. Het eerste lid van artikel 5.2.28 van de RV houdt, onder het kopje 'Eisen', het volgende in:
"1. Personenauto’s moeten zijn voorzien van een goed werkend veersysteem. Banden worden niet als deel van het veersysteem beschouwd."
9. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Veersysteem op de vooras is defect. Door verbalisant [D] is een foto gemaakt van de aangetroffen situatie op het voertuig."
10. In het dossier bevinden zich een tweetal foto's van de gedraging. Aan de hand van deze foto's is, wegens de slechte kwaliteit van de uitdraai daarvan, niet vast te stellen of het voertuig al dan niet is voorzien van een goed werkend veersysteem.
11. In het dossier bevindt zich tevens een mutatierapport, gedateerd 1 juni 2016, waarin, naar het hof aanneemt als reactie op het zich tevens in het dossier bevindende verzoek om nadere informatie van de CVOM gedateerd 4 mei 2016, onder meer het volgende is opgenomen:
"
Zelfstandige actie
(…)
Opstellen aanvullend pv
(…)
Toelichting bij zelfstandige actie
In overleg met [E] , Medewerker Juridische Zaken, slechts de foto gestuurd. Hierdoor kan het opmaken van een aanvullend (het hof leest: proces-verbaal) vervallen."
12. De gemachtigde van de betrokkene heeft eerder in de procedure enkele stukken overgelegd, waaronder een factuur van een autoservice voor het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] , gedateerd één dag na de gedraging. Uit de omschrijving op de factuur blijkt dat het volgende gebrek aan het voertuig is verholpen:
"Melding airmatic in display, wagenhoogte voor is te hoog. Storing uitlezen en bewerken, onderbreking in hoogteregelventiel. Kabelboom controleren: kabelbreuk in kabelstreng naar hoogte ventiel. Kabelboom repareren. (…) Band niet te repareren."
13. Voorts is aangevoerd, dat op de foto weliswaar te zien valt dat het voertuig aan de voorzijde nogal hoog staat, maar dat dit niets zegt over de toestand van het veersysteem. Uit voormelde factuur blijkt namelijk dat er iets anders aan de hand was. Ten slotte is erop gewezen dat het voertuig een blauw alarm aangaf, dat dit volgens de garagemedewerker betekent dat een garage moet worden opgezocht maar niet dat niet met het voertuig mag worden gereden. Dan zou de boordcomputer een rood alarm hebben aangegeven.
14. Naar het oordeel van het hof bevat de verklaring van de ambtenaar onvoldoende redenen van wetenschap van de verbalisant ten aanzien van de gedraging in het onderhavige geval. Dat uit de omschrijving op de overgelegde factuur wel is gebleken van
eendefect aan het voertuig, maakt voorgaande niet anders. Mede gelet op het gevoerde verweer bestaat er bij het hof gerede twijfel of de gedraging is verricht. Het hof ziet, in aanmerking genomen het tijdsverloop na de pleegdatum, het feit dat de ambtenaar af heeft gezien van het opstellen van een aanvullend proces-verbaal en het feit dat de advocaat-generaal in de gelegenheid is geweest om bij verweerschrift aanvullende informatie in te brengen, evenwel ervan af om thans nog de advocaat-generaal te verzoeken om een aanvullend proces-verbaal in het geding te brengen.
15. Gelet op het voorgaande is onvoldoende komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Het hof zal de inleidende beschikking daarom vernietigen en beslissen als hierna te melden.
16. Nu de inleidende beschikking wordt vernietigd, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter heeft reeds beslist over de proceskosten-vergoeding in de procedure bij de kantonrechter. Deze beslissing is door de gemachtigde niet betwist. Aan het indienen van hoger beroepschrift en een administratief beroepschrift dienen in totaal twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 512,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard;
vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 195653075 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 512,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. De Jong als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.