Uitspraak
1.[A] ,
2. [B] ,
3. [C] ,
[D]
[D] ,
5. [E] ,
[A/B/C/D/E] c.s.,
[F],
[F],
1.[A] ,
2. [B] ,
3. [C] ,
[D]
[D] ,
5. [E] ,
[A/B/C/D/E] c.s.,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.Ontvankelijkheid van het appel
5.De beoordeling van de grieven en de vorderingen in hoger beroep
grieven 4 en 5van [F] zijn tevergeefs voorgedragen.
grieven I tot en met III van [A/B/C/D/E] c.s. zijn tevergeefs voorgesteld.
grieven 8 en 9betoogt dat deze verdeelsleutel ook [A/B/C/D/E] c.s. bindt voor de periode na het overlijden van [L] , daarvoor een kenbare grondslag ontbreekt. [F] heeft zelf in zijn inleidende dagvaarding (punt 36) gesteld dat hij met de bewindvoerder alleen maar afspraken kon maken over de periode dat het bewind voortduurde en moeder het vruchtgebruik van de nalatenschap van [K] toekwam. [F] heeft in appel niet aangegeven op welke grond de bewindvoerder [A/B/C/D/E] c.s. kon binden na de afloop van het vruchtgebruik. Daarop stuiten de grieven 8 en 9 van [F] reeds af.
Grief 7klaagt er over dat de rechtbank op dit punt ten onrechte [F] bewijsaanbod heeft gepasseerd. Ook deze grief strandt omdat de door [F] gestelde feiten onvoldoende zij om een onvoorwaardelijke overeenkomst met de bewindvoerder in de door hem gestelde zin aannemelijk te achten zodat zijn bewijsaanbod niet relevant is. Grief 7 deelt dan ook het lot van grief 6.
grief 1ingesteld niet in vervulling gegaan, zodat die grief geen verdere behandeling behoeft.
grief IVbetoogd dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd is getreden door de verdeelsleutel tussen de pachter en de grondeigenaar van de opbrengsten van het Millenergypark in te vullen aan de hand van de eisen van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 eerste lid BW).
grief VIwaarin [A/B/C/D/E] c.s. tevergeefs klagen dat de rechtbank bij de invulling van de eisen van redelijkheid en billijkheid van belang acht wat elders in den lande gebruikelijk is bij de verdeling van de opbrengsten van windenergie tussen pachters en verpachters.
VII tot en met XIen
11 en 12betreffen alle het billijkheidsoordeel van de rechtbank. Voor zover [A/B/C/D/E] c.s. zich keren tegen de benoeming van een deskundige in het algemeen en de benoeming van [M] in het bijzonder overweegt het hof dat uit artikel 194 Rv volgt dat het de rechter vrijstaat om al dan niet een deskundige te benoemen om hem voor te lichten. De rechtbank heeft de omtrent de benoeming van de deskundige het op grond van artikel 194 Rv, tweede lid, vereiste overleg met partijen gevoerd. Partijen waren het niet eens over wie tot deskundigen kon worden benoemd, waarna de rechtbank [M] heeft benoemd. Tegen die benoeming als zodanig staat geen hogere voorziening open. De grieven VII en VIII falen.
grief 10van [F] , waarin hij betoogt dat de rechtbank het rapport van [N] buiten beschouwing had moeten laten. Partijen mochten hun commentaar leveren op het deskundigenrapport van [M] en het stond [A/B/C/D/E] c.s. vrij om dat commentaar te motiveren aan de hand van een rapport van een eigen deskundige. De deskundige [M] is uitgegaan van algemene, elders in den lande toegekende vergoedingen. Hij heeft niet ingezoomd op de concrete schade die [F] lijdt als gevolg van de plaatsing van de windmolens in het Millenergypark. Uit zijn rapport blijkt ook niet dat de elders toegepaste vergoeding daadwerkelijke schadevergoedingen zijn, of bedragen waarin een vergoeding voor de pachter om zijn medewerking te verzekeren is verdisconteerd.
Grief 11van [F] mist doel.
Grief 12van [F] faalt.
grief 13van [F] heeft hij recht op buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De rechtbank heeft naar ’s hofs oordeel deze post terecht afgewezen omdat niet gebleken is dat [A/B/C/D/E] c.s. in verzuim zijn. [F] verliest uit het oog dat hij geen aanspraak heeft op betaling van [A/B/C/D/E] c.s. maar dat het gaat om de verdeling van het door SWE vastgehouden saldo omdat partijen het niet eens werden over de verdeling. [F] heeft recht op 55% van dat saldo, dus inclusief de daarop gekweekte rente, maar niet op meer.
grief 14ook aanspraak op vergoeding van de door hem gelegde beslagen tot een bedrag van € 1.677,38.
grief XIIIals [F] in zijn
grieven 15 en 16keren zich tegen de compensatie van kosten in eerste aanleg. Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld en mede gelet op de familieverhouding, acht het hof de beslissing tot compensatie van kosten, - de kosten van het deskundigenbericht daaronder begrepen - juist. Deze grieven falen.
grief XIIvan [A/B/C/D/E] c.s. nog hebben geklaagd over het passeren van bewijsaanbiedingen door de rechtbank, gaat het hof daaraan voorbij omdat partijen slechts in algemene bewoordingen bewijs hebben aangeboden dat niet op concrete stellingen is toegesneden.