ECLI:NL:GHARL:2019:6875

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
200.234.920/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over beëindiging samenwerking tussen zorginstelling en belangenbehartiger van alfahulpen met betrekking tot kwijtingsbeding en subsidies

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Stichting Alphatrots, een belangenbehartiger van alfahulpen, en Stichting Zorggroep Noord- en Midden Limburg, een zorginstelling. De zaak betreft de beëindiging van de samenwerking tussen beide partijen en de vraag of een kwijtingsbeding in de beëindigingsovereenkomst ook van toepassing is op nog niet afgedragen subsidies in het kader van de Tijdelijke Subsidieregeling Huishoudelijke Hulp Toelage. De samenwerking tussen partijen is feitelijk geëindigd per 29 februari 2016, waarna Zorggroep Alphatrots facturen heeft gestuurd voor onbetaalde bedragen die voortvloeien uit de samenwerking. Alphatrots heeft zich beroepen op finale kwijting, maar de rechtbank heeft deze uitleg verworpen en de vorderingen van Zorggroep toegewezen. In hoger beroep heeft Alphatrots drie grieven ingediend, waaronder een tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank en een tegen de verwerping van haar verweer van finale kwijting. Het hof heeft de feiten zelfstandig vastgesteld en de grieven van Alphatrots verworpen. Het hof oordeelt dat de beëindigingsovereenkomst niet impliceert dat Zorggroep haar recht op doorbetaling van de nog resterende bedragen heeft prijsgegeven. Het hof heeft de vordering van Zorggroep toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en incassokosten. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van Alphatrots.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.234.920/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/153082 / HA ZA 17-24)
arrest van 27 augustus 2019
in de zaak van
Stichting Alphatrots,
gevestigd te Sneek,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Alphatrots,
advocaat: mr. A.Z. van Braam, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Stichting Zorggroep Noord- en Midden Limburg,
gevestigd te Venlo,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Zorggroep,
advocaat: mr. B.P.W. van Brink, kantoorhoudend te Venlo.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 26 april 2017 en 8 november 2017 die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 2 februari 2018, gericht tegen het eindvonnis;
- het anticipatie-exploot d.d. 23 februari 2018;
- het comparitie-arrest d.d. 1 mei 2018;
- het proces-verbaal van de comparitie d.d. 20 juli 2018;
- de memorie van grieven d.d. 2 oktober 2018;
- de memorie van antwoord (met producties) d.d. 11 december 2018;
- een akte van Alphatrots van 12 maart 2019 en een antwoordakte van Zorggroep van
9 april 2019.
2.2
Vervolgens heeft Zorggroep de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten.
3.1
Zorggroep is een zorginstelling die zich toelegt op verpleging en hulp aan met name kwetsbare ouderen in Noord- en Midden-Limburg. In 2015 zijn de gemeenten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) verantwoordelijk geworden voor de zorg die aan deze doelgroep wordt verstrekt om de daartoe behorende ouderen in staat te stellen in hun eigen leefomgeving te blijven. Zorggroep heeft daarvoor overeenkomsten met een aantal gemeenten in haar werkgebied gesloten, die samenwerken in een tweetal clusters, namelijk MERR (de gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren, Roerdalen en Roermond) en NWL (Nederweert, Weert en Leudal).
3.2
De gemeenten - geconfronteerd met een budgetkorting bij de invoering van de Wmo 2015 - hebben getracht om de tarieven voor deze zorg te verlagen, waarbij zij voor de component poets- en schoonmaakwerk (door partijen ook wel aangeduid als klassieke interieurverzorging) gestreefd hebben naar het tarief van de alfahulp (iemand die eenvoudige huishoudelijke hulp verleent zonder in loondienst te zijn, gebaseerd op de Regeling dienstverlening aan huis). Deze lagere tarieven leidden tot problemen bij Thuiszorginstellingen en om dit enigszins te compenseren is door de toenmalige staatssecretaris Van Rijn de HHT-subsidie (Tijdelijke Subsidieregeling Huishoudelijke Hulp Toelage) in het leven geroepen om de werkgelegenheid bij de Thuiszorginstellingen te behouden.
3.3
Alphatrots is belangenbehartiger van alfahulpen, dienstverlener voor alfahulpen en hun cliënten en helpt gemeenten bij de uitvoering van de Wmo 2015.
3.4
Zorggroep en Alphatrots zijn overeengekomen samen te werken bij de uitvoering en facturering van huishoudelijk zorg in de NWL-gemeenten en de MERR-gemeenten. Deze samenwerking voorzag erin dat Alphatrots de inning van eigen bijdragen en van HHT-subsidie zou verzorgen en zou doorbetalen aan Zorggroep.
Zorggroep wilde de huishoudelijke hulp uiteindelijk afstoten en heeft onder meer bijeenkomsten met Alphatrots georganiseerd om haar desbetreffende werknemers te bewegen over te stappen naar een bestaan als alfahulp.
3.5
Zorggroep en Alphatrots hebben geen contract opgesteld waarin zij hun afspraken hebben geformaliseerd.
3.6
De financiële afwikkeling van de inning van eigen bijdragen en HHT-subsidie was voor de betreffende gemeenten verschillend geregeld. Voor de MERR-gemeenten is tussen de gemeenten en Alphatrots een overeenkomst van opdracht gesloten, op grond waarvan Alphatrots ten behoeve van Zorggroep de HHT-subsidie en de eigen bijdragen inde, daarop een tussen Alphatrots en de MERR-gemeenten afgesproken vergoeding inhield en het restantbedrag aan Zorggroep doorbetaalde op basis van een factuur van Zorggroep, gebaseerd op het aantal uren zorg dat de medewerkers van Zorggroep hadden verleend.
3.7
Voor de NWL-gemeenten inde Alphatrots de eigen bijdragen en de HHT-subsidie in opdracht van Zorggroep. De geïnde bedragen betaalde Alphatrots door aan Zorggroep op basis van een factuur gebaseerd op het aantal uren zorg dat medewerkers van Zorggroep hadden verleend. Alphatrots mocht daarop een bedrag van € 1,50 per uur door Zorggroep verleende zorg inhouden als vergoeding voor haar werkzaamheden.
3.8
Medio 2015 heeft Zorggroep besloten te stoppen met het leveren van huishoudelijke hulp en deze activiteit over te dragen aan Tzorg te Uden. Daardoor kwam ook een einde aan de samenwerking met Alphatrots. Zorggroep heeft Alphatrots hier vervolgens van op de hoogte gesteld.
3.9
Partijen hebben op 11 december 2015 in het Van der Valk-hotel te Apeldoorn gesproken over de beëindiging van hun samenwerking en de in dat verband te maken afspraken. Bij die bespreking was namens Zorggroep haar directeur [A] aanwezig, Alphatrots werd vertegenwoordigd door haar directeur [B] .
3.1
Na deze bespreking en na enige correspondentie heeft [B] een "verklaring beëindiging samenwerking" opgesteld die [A] op 27 januari 2016 heeft ondertekend en (in gescande vorm) op dezelfde dag per e-mail heeft teruggestuurd naar Alphatrots. In dit document (verder: de beëindigingsverklaring) staat, voor zover hier van belang:
De ondergetekenden
(…)
Nemen in aanmerking dat
1. Partijen vanaf januari 2015 tot juni 2015 hebben gesproken over een langdurige en intensieve samenwerking gericht op het bevorderen van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid in hun thuissituatie van kwetsbare ouderen. De Zorggroep legt daarbij de focus op de professionele zorg en Alphatrots op de enkelvoudige huishoudelijk hulp door zelfstandigen (alphahulp).
2. Vanaf 15 juni 2015 daadwerkelijk inhoud is gegeven aan deze samenwerking door:
a. de overdracht van de alphahulpbemiddeling in de gemeenten Leudal, Roermond, Maasgouw, Echt-Susteren, Nederweert en Roerdalen.
b. Het door Alphatrots namens De Zorggroep uitvoeren van de HHT regeling in de gemeenten Weert, Nederweert en Leudal.
3. Voor Alphatrots uit deze samenwerking een aanzienlijke groei van het aantal contracturen werd beoogd boven de onder 2a aangegeven toename van contracturen.
4. Dat Alphatrots aanzienlijk heeft geïnvesteerd met het oog op de beoogde toename van het aantal contracturen.
5. De Zorggroep heeft besloten om per 29 februari 2016 de huishoudelijk hulp over te dragen aan Tzorg gevestigd te Uden.
6. Tzorg de samenwerking met Alphatrots niet wenst voort te zetten.
7. Alphatrots door een vroegtijdige beëindiging van de samenwerking de reeds gedane investeringen niet terug kan verdienen.
8. Partijen de samenwerking in goede harmonie wensen te beëindigen per 29 februari 2016
Verklaren het volgende
1. Alphatrots zal meewerken aan een goede overdracht van de HHT contracten aan T-zorg en zal zich tot het uiterste inspannen om deze overdracht zo soepel mogelijk te laten verlopen.
2. Partijen hebben in verband met beëindiging van de samenwerking geen claims of verplichtingen jegens elkaar.
3.11
Daarbij heeft Zorggroep bij de beëindigingsverklaring een bijlage gevoegd met als opschrift: “afspraken betreffende uitvoering HHT in Weert, Nederweert en Leudal vanaf start samenwerking tot en met 28 februari 2016.” Daarin staat onder meer:
Zorggroep zal Alphatrots voor de uitvoering van de Diensten een vergoeding voldoen van EUR 1,24 te vermeerderen met BTW per uur dat Zorggroep van de Gemeenten uit hoofde van de Aanvullende opdracht HHT daadwerkelijk vergoed krijgt (hierna: “de Vergoeding”). De Vergoeding betreft een all-in vergoeding. Aanvullende betalingen van onder andere reiskosten en andere onkosten zijn uitgesloten.
3.12
De samenwerking tussen partijen is feitelijk geëindigd per 29 februari 2016.
3.13
Zorggroep heeft Alphatrots facturen gestuurd, gedateerd tussen 28 augustus 2015 en 24 maart 2016, die betrekking hebben op de samenwerking ten aanzien van de MERR-gemeenten. Alphatrots heeft deze facturen tot een bedrag groot € 27.941,64 onbetaald gelaten.
3.14
Zorggroep heeft Alphatrots een factuur gestuurd, gedateerd op 31 oktober 2016, die betrekking heeft op de samenwerking ten aanzien van de NWL-gemeenten. Deze factuur, groot € 25.710,38, is door Alphatrots eveneens onbetaald gelaten.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Zorggroep heeft in eerste aanleg kort samengevat gevorderd de betaling van de onder 3.13 en 3.14 genoemde bedragen, tezamen in hoofdsom neerkomende op € 53.652,02 te vermeerderen met incassokosten en wettelijke handelsrente.
4.2
Alphatrots heeft zich beroepen op de in de beëindigingsverklaring opgenomen finale kwijting die volgens haar ook ziet op de genoemde facturen. De rechtbank heeft deze uitleg verworpen en de vorderingen van Zorggroep toegewezen.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
Alphatrots heeft drie grieven opgeworpen tegen het eindvonnis en het hof verzocht de vordering van Zorggroep alsnog integraal af te wijzen en haar, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten van de procedure.
5.2
De
eerste griefvan Alphatrots keert zich tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank. Deze grief behoeft geen verdere behandeling, nu het hof hiervoor de feiten zelfstandig heeft vastgesteld.
5.3
De
tweede griefricht zich tegen de verwerping van het verweer dat Alphatrots in eerste aanleg heeft gevoerd (finale kwijting) en dat zij in hoger beroep handhaaft. Ook het hof verwerpt dit verweer op de navolgende gronden.
5.4
De bedragen die Zorggroep terzake van de afrekening van de HHT-subsidie nog van Alphatrots vordert zijn als zodanig niet door Alphatrots betwist. Alphatrots heeft op zich terecht aangevoerd dat de vorderingen weliswaar als factuur zijn opgemaakt, maar dat het niet gaat om facturen voor door Zorggroep ten behoeve van Alphatrots verrichte werkzaamheden, maar dat de facturen feitelijk de vordering tot het uitbetalen van de door Alphatrots ten behoeve van Zorggroep geïncasseerde HHT-subsidie en eigen bijdragen behelzen. Voor zover het daarbij de MERR-gemeenten betrof had Alphatrots voor haar werkzaamheden van die gemeenten al haar afgesproken vergoeding ontvangen. Voor zover het de NWL-gemeenten betrof had Zorggroep de afgesproken operationele vergoeding van € 1,50 per zorguur in de afrekening verwerkt.
5.5
Alphatrots stelt dat zij ten behoeve van de samenwerking diverse kosten heeft gemaakt, namelijk
  • ontwerpen softwaresysteem ad € 17.000,-
  • voorlichtingsbijeenkomsten plus reiskosten € 18.415,50
  • afhandeling Tzorg € 4.800,-
  • diverse administratieve kosten € 3.800,-
tezamen neerkomende op € 44.015,50 ex BTW (inclusief BTW € 53.278,76). Volgens haar ziet de passage in de beëindigingsverklaring “Partijen hebben in verband met beëindiging van de samenwerking geen claims of verplichtingen jegens elkaar” op alle vorderingen die partijen toen nog op elkaar hadden en is haar vordering ongeveer gelijkwaardig aan de vordering van Zorggroep betreffende de HHT-subsidie. Zorggroep heeft deze uitleg van de beëindigingsovereenkomst betwist.
5.6
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de bewijslast, overeenkomstig de hoofregel van artikel 150 Rv, van de door Alphatrots voorgestane uitleg van de beëindigingsovereenkomst berust bij Alphatrots. Niet ter discussie staat dat de beëindigingsovereenkomst als zodanig moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf, die inhoudt dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
5.7
De bewoordingen van de beëindigingsovereenkomst wijzen er, anders dan Alphatrots stelt, niet op dat Zorggroep haar recht op doorbetaling van de nog resterende, ten behoeve van haar door Alphatrots geïnde bedragen heeft prijsgegeven. Alphatrots heeft ook verder geen enkel bewijs geleverd dat partijen hebben afgesproken dat Alphatrots deze bedragen mocht behouden indien zij afzag van enige claim voor het verbreken van de samenwerking. Een daarop toegesneden bewijsaanbod ontbreekt eveneens. De rechtbank heeft dan ook terecht het verweer van Alphatrots verworpen dat de beëindigingsovereenkomst aan het vorderingsrecht van Zorgroep in de weg staat.
5.8
Subsidiair betoogt Alphatrots in hoger beroep dat haar een beroep op verrekening toekomt met haar vordering, bestaande uit de onder 5.5 opgesomde bedragen. Zorggroep heeft betwist dat Alphatrots enig recht heeft op deze bedragen.
5.9
Het hof verwerpt het beroep op verrekening. Dat Alphatrots recht heeft op een separate vergoeding, naast de vaststaande operationele vergoeding, van de door haar gestelde kosten, blijkt uit niets. De door Zorggroep bij de beëindigingsverklaring gevoegde conceptovereenkomst (zie rov. 3.11) wijst erop dat Zorggroep het standpunt innam dat de afgesproken vergoeding van € 1,50 (inclusief BTW) een all-in vergoeding betrof. Alphatrots heeft daartegenover niets gesteld waaruit blijkt dat partijen anders waren overeengekomen.
5.1
Uit de beëindigingsovereenkomst blijkt wel dat Alphatrots van mening was dat zij de door haar gedane investeringen niet terug heeft kunnen verdienen, maar uit niets blijkt dat partijen een bepaalde looptijd voor hun samenwerking hadden afgesproken en dat Zorggroep een vergoeding verschuldigd zou zijn voor kosten die bij beëindiging van de samenwerking nog niet goedgemaakt waren door de overeengekomen operationele vergoeding. Alphatrots heeft dan ook geen toereikende grondslag voor haar tegenvordering gesteld.
5.11
Grief 2 treft op geen enkel onderdeel doel.
5.12
Grief 3ten slotte heeft betrekking op de toewijzing van de handelsrente en de kosten. Het hof oordeelt dat de grief slaagt voor zover deze de wettelijke handelsrente aanvecht. Het doorbetalen van geïnde subsidies en eigen bijdragen kwalificeert niet als een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, zodat Zorggroep uitsluitend aanspraak heeft op de wettelijke rente van artikel 6:119 BW.
De slotsom
5.13
Grief 3 slaagt ten dele, zodat het vonnis deels moet worden vernietigd. Het hof acht toewijsbaar de hoofdsom van € 53.652,02, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 december 2016 tot de dag der algehele betaling, alsmede de toegewezen incassokosten (inclusief btw) van € 1.586,94,
5.14
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof Alphatrots in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Zorggroep zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 1.978,-
- anticipatie-exploot € 73,66
- salaris advocaat € 4.897,50 ( 2,5 punten x tarief IV)

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
8 november 2017 voor zover het betreft de veroordeling onder 5.1 en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Alphatrots om aan Zorggroep te betalen een bedrag van € 53.652,02 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 december 2016 tot de dag der algehele betaling en vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) tot een bedrag van € 1.586,94;
bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
veroordeelt Alphatrots in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zorggroep vastgesteld op € 2.051,66 voor verschotten en op € 4.897,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de dag na bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. W.P.M. ter Berg en mr. K.M. Makkinga en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2019.