Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
in eerste aanleg: gedaagde,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
’s Avonds mailt [appellant] aan [geïntimeerde] dat hij dacht dat [geïntimeerde] de tractor zou ophalen.
Na een herhaalde sommatie op 19 juni 2017 laat [geïntimeerde] per e-mail van diezelfde dag aan de advocaat van [appellant] weten dat hij na zijn mail met uitleg waarom de koop niet doorging, nooit een mail of brief meer heeft ontvangen. Hij schrijft verder:
Ik ben zeer beleefd geweest in mijn laatste mail, vermits de tractor die op het internet werd geafficheerd totaal niet de tractor was die men mij wou verkopen. Na 8 uren rijden moest ik constateren dat men mij een hoop schroot wou verkopen, en dat men andere foto’s had gebruikt om op internet te zetten.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- € 3.150,- aan hoofdsom,
- € 7.350,- aan stallingskosten,
- € 975,- aan buitengerechtelijke kosten,
- € 1.203,75 aan reeds verschenen wettelijke rente,
onder veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
In eerste aanleg heeft de rechter het geschil beoordeeld naar Nederlands recht. Partijen hebben daartegen in hoger beroep geen bezwaren geuit, zodat ook in hoger beroep het geschil naar Nederlands recht beoordeeld zal worden.
Het betreft hier een vordering gegrond op een (beweerdelijke) koop van een roerende zaak.
Het hof leidt uit de correspondentie tussen partijen af dat [geïntimeerde] de tractor beoogde aan te schaffen voor persoonlijk gebruik. Het Weens Koopverdrag is daarmee niet op dit geschil van toepassing. Ook partijen hebben in hun stellingen geen aansluiting gezocht bij dat verdrag.
grieven 1 en 2zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat tussen partijen geen koopovereenkomst tot stand is gekomen waaruit verbintenissen zijn voortgevloeid. Volgens [appellant] volgt uit de tussen partijen gevoerde correspondentie dat na de toezegging van [appellant] dat de tractor goed is, tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen, middels aanvaarding door [geïntimeerde] van het aanbod van [appellant] .
Voor zover door de overeenstemming over koopprijs en afleverdatum niettemin wel een koopovereenkomst tot stand zou zijn gekomen, geschiedde dat onder de opschortende voorwaarde van een bij bezichtiging in goede staat verkerende tractor, welke voorwaarde niet is vervuld.
Weliswaar blijkt uit die correspondentie dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de prijs van de tractor en over een plaats en datum voor de levering, maar ook dat [geïntimeerde] daarbij het voorbehoud heeft gemaakt dat hij de tractor wel gezien wilde hebben en zich er van vergewist wilde hebben dat die technisch in orde was. Het hof leest, anders dan [appellant] , in de correspondentie niet dat [geïntimeerde] dat voorbehoud op enig moment heeft prijs gegeven. In aanmerking nemend dat de onderhandelingen over de koop plaats hadden gevonden op basis van de (internet)advertentie en daarbij geplaatste foto’s, dus op afstand en zonder dat [geïntimeerde] de tractor zelf al had gezien, acht het hof een voorbehoud van bezichtiging en inspectie alleszins voor de hand liggend: het is, zeker bij de koop van tweedehands goederen, niet ongebruikelijk dat een koper pas definitief over een voorgenomen aankoop beslist nadat hij het te kopen goed met eigen ogen heeft gezien en heeft kunnen testen. [appellant] mocht er gelet op dat voorbehoud (dus) niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat [geïntimeerde] (ongezien) al vóór 27 april 2013 zijn aanbod definitief had aanvaard.
Daarmee was de koopovereenkomst nog niet definitief en behield [geïntimeerde] de vrijheid om, zoals hij heeft gedaan, bij gelegenheid van de bezichtiging van de tractor van de koop af te zien. Het hof merkt op dat [geïntimeerde] zich (veel) moeite heeft getroost om de tractor te bezichtigen; onweersproken heeft hij daarvoor 8 uur in zijn auto moeten rijden.
grief 3, die is gericht tegen de kostenveroordeling in eerste aanleg faalt.