ECLI:NL:GHARL:2019:6910

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
WAHV 200.226.710
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onvoldoende bewijs van gevaar of hinder door parkeren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 22 september 2017 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene, wonende te [A], had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het laten staan van zijn voertuig op de Balistraat te Den Haag, waarbij hij zou hebben gehandeld in strijd met artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De betrokkene stelde dat hij zijn auto had geparkeerd om een kast op te halen en dat er geen gevaar of hinder voor het verkeer was veroorzaakt.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig was dat de betrokkene zijn voertuig zodanig had neergezet dat dit gevaar of hinder voor het verkeer veroorzaakte of kon veroorzaken. De verbalisant had niet concreet aangegeven waar dat gevaar of die hinder uit zou hebben kunnen bestaan. Bovendien was er geen parkeerverbod ter plaatse en was de Balistraat breed genoeg om het verkeer zonder problemen te laten passeren. Het hof concludeerde dat de gedraging niet kon worden vastgesteld en heeft daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigd.

Het hof heeft de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigd en bepaald dat het bedrag dat door de betrokkene was gestort ter zekerheid, aan hem moet worden gerestitueerd. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het opleggen van administratieve sancties in het verkeer.

Uitspraak

WAHV 200.226.710
26 augustus 2019
CJIB 203179159
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 22 september 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van (na wijziging) “een voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer
wordt/kan worden gehinderd", welke gedraging zou zijn verricht op 3 november 2016 om 19:20 uur op de Balistraat te Den Haag met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
2. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat de sanctie ten onrechte aan hem is opgelegd. Hij voert daartoe aan dat zijn auto op de Balistraat voor het pand met huisnummer [00] had neergezet om een kast op te halen, maar dat daarbij geen hinder of gevaar voor ander verkeer is veroorzaakt. Hij merkt daarbij op dat in de Balistraat geen parkeer- of stopverbod geldt, dat die Balistraat een brede straat is met eenrichtingsverkeer en dat naast de plek waar de auto stond een lantaarnpaal stond waardoor de auto baadde in het licht.
3. De onder 1. vermelde gedraging is een overtreding van artikel 5 van de Wegen-verkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Voor de vraag of deze gedraging is verricht dient te worden vastgesteld of er door de manier waarop de betrokkene zijn auto ter plaatse heeft neergezet gevaar op de weg of hinder voor het verkeer op de weg is of kan worden veroorzaakt. In zoverre is -anders dan uit de overwegingen van de kantonrechter zou kunnen worden afgeleid- niet relevant of er sprake is geweest van parkeren of laden en lossen (vgl. artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, hierna RVV 1990).
4. Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2017, waarin de verbalisant die de sanctie heeft opgelegd, het volgende verklaart:
"Het voertuig stond geparkeerd op de weg en zodanig dat het overige verkeer hier hinder van ondervond. Het voertuig stond geparkeerd ter hoogte van de boom bij perceel nr. [00] in de Balistraat. Het was buiten donker en dat maakt de situatie nog onveiliger.
Ik (…) ben wijkagente (…) en krijg regelmatig klachten van bewoners uit de wijk dat ze het "dubbelparkeren" in de Balistraat zo vervelend vinden en zij verwachten van de politie dat wij hier wat aan doen. Onder dat dubbelparkeren verstaan zij ook de auto's die onder een boom of een opstelplaats voor fietsen staan. Het gaat de wijkbewoners er onder andere om dat zij niet zigzaggend door de Balistraat moeten rijden. Als wij als politie niet handhaven staan er aan beide zijden van de weg auto's verkeerd geparkeerd.
Ik ben ongeveer een kwartier in de Balistraat thv het betreffende voertuig aanwezig geweest. Er waren geen activiteiten bij bovengenoemd voertuig. De Balistraat heeft wel degelijk aan beide zijden parkeervakken. Zie de bijgevoegde zwart-wit foto die door mij op 10 mei 2017 is gemaakt. Dit om een beeld te krijgen hoe de situatie is ter hoogte van perceel [00] in de Balistraat te Den Haag."
5. Het hof stelt voorop dat niet is weersproken dat ter plaatse geen parkeerverbodsbord (zoals het bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990) dan wel een bord met een verbod om stil te staan (zoals het bord E2 van voornoemde bijlage) aanwezig is. Hieruit volgt dat het ter plaatse parkeren dan wel laten stilstaan van een voertuig op de weg in beginsel is toegestaan, mits niet wordt gehandeld in strijd met het algemene verbod van artikel 5 WVW 1994.
6. Het hof is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de betrokkene zijn voertuig zodanig had neergezet dat daardoor gevaar of hinder werd veroorzaakt dan wel kon worden veroorzaakt. De verbalisant heeft niet concreet aangegeven waar dat gevaar of die hinder dan uit zou hebben (kunnen) bestaan. Ook uit de foto die zij heeft bijgevoegd, volgt dit niet zonder meer. Gelet op de breedte van de rijbaan die daarop is te zien moet eventueel achterop komend verkeer het voertuig van de betrokkene zonder problemen (hebben) kunnen passeren. Dit geldt temeer nu het betreffende deel van de Balistraat, zoals de betrokkene onweersproken heeft gesteld, eenrichtingsverkeer is en er dus geen tegenliggers zijn te verwachten. Het enkele feit dat het ten tijde van de gedraging donker was, maakt dat niet anders. Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
7. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, namelijk het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. Het tot zekerheid gestelde bedrag dient aan de betrokkene te worden gerestitueerd.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 203179159 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.