Beoordeling
1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “met een voertuig rijden, met gevaar dat de niet deugdelijk afgedekte losse lading eraf valt”, welke gedraging zou zijn verricht op 10 oktober 2014 om 11.56 uur op de Veerweg te Maren-Kessel.
2. De gemachtigde van de betrokkene ontkent niet dat met niet-afgedekte losse lading is gereden, maar voert aan dat volgens nieuwe regelgeving de lading niet per definitie afgedekt hoeft te worden. De verbalisant heeft in strijd met de toelichting niet in de laadbak gekeken. Hij had dan kunnen zien dat er onder de randen van de laadbak was geladen. De foto van de verbalisant is vanaf de rijbaan gemaakt. De verbalisant wilde niet kijken of er gehakselde mais op de rijbaan lag. De bestuurder heeft geen losse gehakselde mais aangetroffen. Daarom was er geen hinder of gevaar ontstaan. Bovendien was de mais die werd vervoerd vochtig en zwaar. De gemachtigde merkt nog op dat de verbalisant niet heeft opgenomen dat het proces-verbaal op ambtseed werd opgemaakt. Verder wijst hij op fouten in de beslissing van de kantonrechter.
3. Ten aanzien van het laatste verweer overweegt het hof dat de kantonrechter weliswaar het voertuig van de betrokkene verkeerd heeft benoemd en heeft overwogen dat de lading niet over de rand van de aanhangwagen kwam, maar dit valt aan te merken als een kennelijke vergissing die er niet toe leidt dat de beslissing van de kantonrechter zal worden vernietigd.
4. De betreffende gedraging met feitcode P061 is een overtreding van artikel 5.1.2 in samenhang met het destijds geldende artikel 5.18.6, tweede lid, van de Regeling Voertuigen (hierna: RV).
5. Artikel 5.1.2 RV - voor zover hier van belang - luidt:
“Het is de bestuurder van een voertuig of een samenstel van voertuigen verboden daarmee te rijden (…), indien niet wordt voldaan aan de in afdeling 18 van dit hoofdstuk ten aanzien van het gebruik van voertuigen of samenstellen van voertuigen van de categorie of categorieën, waartoe die voertuigen behoren, gestelde eisen.”
6. Artikel 5.18.6 RV, tweede lid, luidt:
“Losse lading die naar haar aard niet op of aan het voertuig bevestigd kan worden, moet deugdelijk zijn afgedekt indien gevaar of hinder ontstaat of kan ontstaan als gevolg van afvallende of wegwaaiende lading.”
7. De toelichting op artikel 5.18.6 RV houdt - voor zover van belang - het volgende in:
“Nieuw is het bepaalde in het tweede lid met betrekking tot het vervoer van losse lading. Dit lid bevat de verplichting om losse lading die van het voertuig kan vallen deugdelijk af te dekken. Gedacht dient daarbij te worden aan lading als zand, grint of puin. De wijze van afdekken is afhankelijk van de soort lading die wordt vervoerd. Zo zal voor grof puin een net voldoende zijn, terwijl zand een dekzeil zal vereisen.”
8. Bij de feitomschrijving bij feitcode P061 in het Feitenboekje staat de toelichting:
“1. zoals zand, puin, grind en granen 2. indien losgestorte lading in een laadbak is geladen en die lading in het midden boven de zijschotten uitsteekt, slechts verbaliserend optreden indien de vrije ruimte onder de rand van de zijschotten onvoldoende is en daardoor kans bestaat dat lading tijdens het rijden op de weg valt; zo mogelijk foto maken van lading in laadbak.”
9. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
10. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Naar aanleiding van het arrest van 10 januari 2013 (LJN: BY8163) van het hof te Leeuwarden is in deze Wahv-zaak aan betrokkene de cautie gegeven.
Verklaring betrokkene: ik erken de overtreding/gedraging. Sinds 1 oktober 2014 hoeft dat niet meer. Heeft in de krant gestaan en Kumula stond het ook."
11. Verder bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal waarin de verbalisant onder meer verklaart:
"Op vrijdag 10 oktober 2014, omstreeks 11:56 uur bevond ik mij in uniform gekleed met verkeerscontrole belast op de Veerweg te Maren-Kessel. De weersomstandigheden waren helder en het waaide. Ik, verbalisant zag daar een landbouwtrekker rijden met daarachter een gele sillagewagen. Ik zag dat de sillagewagen geladen was met gehakselde mais. Ik zag ook dat de sillagewagen zo geladen was dat de lading er met een kop bovenuit stak. De gehakselde mais stak dus boven de schotten uit. Ik zag dat de sillagewagen niet was afgedekt. Ook zag ik dat het trekkende voertuig vol lag met gehakselde mais. Ook zag ik dat er enkele deeltjes mais van het voertuig afwaaide. Voor de volledigheid heb ik een aantal foto's gemaakt en deze bij het proces-verbaal gevoegd."
12. Bij het aanvullend proces-verbaal zijn twee foto's gevoegd. Op één foto is - naar het hof begrijpt - een kipper te zien waar de gehakselde mais boven de rand uitkomt. De andere foto is genomen vanaf de voorkant van het trekkende voertuig. Te zien is dat de gehakselde mais hoger is geladen dan de zijkanten van de aanhangwagen. In het dossier bevindt zich ook een foto die door de betrokkene is overgelegd.
13. De gemachtigde van de betrokkene voert terecht aan dat per 1 januari 2014 de Regeling voertuigen is veranderd. De op de datum van de overtreding geldende tekst luidde zoals onder 6. is opgenomen. Uit de nieuwe regeling valt echter niet af te leiden dat de lading die door de betrokkene vervoerd werd niet afgedekt hoeft te worden. Daarvoor is bepalend of er gevaar of hinder is ontstaan of kan ontstaan door afvallende of wegwaaiende lading. Het is de vraag of daar in dit geval sprake van was.
14. Naar oordeel van het hof is dat het geval. De kipper was geladen met gehakselde mais. Dit is een lading die weg kan waaien. Daar komt bij dat de lading boven de schotten uit kwam. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat er daadwerkelijk mais is afgewaaid. Dit kan gevaar of hinder opleveren voor overige weggebruikers. Dat de bestuurder geen mais heeft teruggevonden op de afgelegde route doet hier niet aan af, omdat op zichzelf al de situatie waarbij hinder of gevaar
kanontstaan verboden is.
15. Dat de verbalisant niet volgens de aanwijzing in het Feitenboekje in de laadbak heeft gekeken geeft op zichzelf geen aanleiding om aan gegevens in het dossier te twijfelen. De aanwijzing richt zich tot de verbalisant, dus de gemachtigde kan daar geen beroep op doen. Bovendien blijkt uit de foto's dat de gehakselde mais in het midden boven de laadbak uitkwam. De aard van de lading maakt dat, ook al zou er onder de randen van de bak zijn geladen, de mais weg kan waaien en dus gevaar of hinder kan veroorzaken.
16. Tot slot merkt het hof nog op dat de verbalisant in zijn aanvullend proces-verbaal na ondertekening achter zijn naam "op ambtseed" heeft gezet, en dat is voldoende om het als een ambtsedig proces-verbaal aan te merken. Bovendien is in vaste rechtspraak van het hof bepaald dat ook op basis van een niet-ondertekende verklaring kan worden vastgesteld dat een gedraging is verricht.
17. Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de gedraging is verricht en daarvoor terecht een sanctie is opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep terecht ongegrond verklaard. Daarom zal het hof die beslissing bevestigen.