In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2019, betreft het een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2017. De kantonrechter had verzuimd te beslissen op een aanhoudingsverzoek van de gemachtigde van de betrokkene, wat leidde tot een schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter het verzoek om aanhouding, ingediend vanwege het niet ontvangen van het dossier en duidelijke foto's, niet ongemotiveerd had mogen passeren. Het hof heeft besloten om de gemachtigde van de betrokkene in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord op een nader te bepalen zitting.
De gemachtigde had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond had verklaard, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond had verklaard. De advocaat-generaal had de gelegenheid gekregen om een verweerschrift in te dienen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de zaak buiten aanwezigheid van de betrokkene en diens gemachtigde heeft behandeld, zonder op het aanhoudingsverzoek te beslissen, wat opnieuw een schending van het beginsel van hoor en wederhoor opleverde.
Het hof heeft op grond van artikel 20d, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) besloten om te doen wat de kantonrechter had behoren te doen. De gemachtigde wordt in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na dagtekening van het tussenarrest te reageren op de foto's die het hof in bezit heeft. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, afhankelijk van de reactie van de gemachtigde.