ECLI:NL:GHARL:2019:706

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2019
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.217.042
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het beginsel van hoor en wederhoor in hoger beroep na verzuim van de kantonrechter

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2019, betreft het een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2017. De kantonrechter had verzuimd te beslissen op een aanhoudingsverzoek van de gemachtigde van de betrokkene, wat leidde tot een schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter het verzoek om aanhouding, ingediend vanwege het niet ontvangen van het dossier en duidelijke foto's, niet ongemotiveerd had mogen passeren. Het hof heeft besloten om de gemachtigde van de betrokkene in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord op een nader te bepalen zitting.

De gemachtigde had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond had verklaard, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond had verklaard. De advocaat-generaal had de gelegenheid gekregen om een verweerschrift in te dienen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de zaak buiten aanwezigheid van de betrokkene en diens gemachtigde heeft behandeld, zonder op het aanhoudingsverzoek te beslissen, wat opnieuw een schending van het beginsel van hoor en wederhoor opleverde.

Het hof heeft op grond van artikel 20d, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) besloten om te doen wat de kantonrechter had behoren te doen. De gemachtigde wordt in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na dagtekening van het tussenarrest te reageren op de foto's die het hof in bezit heeft. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, afhankelijk van de reactie van de gemachtigde.

Uitspraak

WAHV 200.217.042
28 januari 2019
CJIB 174473792
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Tussenarrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 13 april 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 123,75.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Hierbij is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de kantonrechter het aanhoudingsverzoek - ingediend vanwege het niet hebben ontvangen van het dossier en duidelijke foto's - niet ongemotiveerd had mogen passeren. Met het in weerwil van het aanhoudingsverzoek behandelen van de zaak ter zitting van 13 april 2017 is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Hierbij wordt het hof verzocht om de gemachtigde in bezit te stellen van duidelijke foto's.
2. Het is vaste rechtspraak dat als een partij voorafgaande aan de zitting van de kantonrechter een uitdrukkelijk verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak doet, en de kantonrechter zonder op dat verzoek te beslissen een uitspraak in die zaak heeft gedaan, er sprake kan zijn van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
3. Het hof overweegt voorts dat in de fase van beroep bij de kantonrechter het verstrekken van op de zaak betrekking hebbende stukken wordt geregeld in artikel 11, vierde lid (oud), van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Ingevolge dit artikellid worden alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken, nadat zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, neergelegd ter griffie van de rechtbank en wordt de betrokkene daarvan mededeling gedaan. Voorts bepaalt dat artikellid dat de betrokkene of diens gemachtigde binnen een door de kantonrechter te bepalen en door de griffier van de rechtbank mee te delen termijn deze stukken kan inzien en daarvan afschriften of uittreksels kan vragen, en dat op de voor de verstrekking van die afschriften en uittreksels in rekening te brengen vergoedingen het bepaalde in de Wet tarieven in burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing is.
4. Uit het dossier blijkt het volgende. De griffier van de rechtbank heeft bij brief van
1 maart 2017 aan de gemachtigde meegedeeld dat het beroep wordt behandeld op de zitting van de kantonrechter van 13 april 2017 om 09.45 uur. In deze brief is de gemachtigde medegedeeld dat de op de zaak betrekking hebbende stukken van 21 tot en met
27 maart 2017 ter inzage op de griffie van de rechtbank liggen. In het dossier bevindt zich een brief van 26 maart 2017 van de gemachtigde- blijkens een daarop geplaatst stempel ontvangen door de griffie van de rechtbank - waarin hij verzoekt om het dossier en om aanhouding van de zaak.
5. Uit de stukken blijkt niet dat de gemachtigde een afschrift van het dossier is verstrekt. Dit verhoudt zich niet met het bepaalde in artikel 11, vierde lid (oud), van de Wahv.
6. De zaak is voorts buiten aanwezigheid van de betrokkene en diens gemachtigde behandeld ter zitting van de kantonrechter van 13 april 2017. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt niet dat de kantonrechter op het aanhoudingsverzoek heeft beslist. Dit levert schending op van het beginsel van hoor en wederhoor.
7. In het verlengde van het voorgaande zal het hof op grond van artikel 20d, eerste lid, van de Wahv doen wat de kantonrechter had behoren te doen en de gemachtigde in de gelegenheid stellen te worden gehoord op een nader te bepalen zitting van het hof. Indien de gemachtigde echter van die gelegenheid geen gebruik wenst te maken, verzoekt het hof hem dit binnen vier weken na de dagtekening van dit tussenarrest aan de griffier van het hof door te geven. In dat geval zal het hof het hoger beroep afdoen op basis van de op de zaak betrekking hebbende stukken.
8. Voorts zal het hof, gelet op het verzoek daartoe, de gemachtigde in bezit stellen van een kopie van de foto's die het hof in bezit heeft. De gemachtigde wordt daarbij de gelegenheid geboden om binnen vier weken na dagtekening van dit tussenarrest hierop te reageren.
9. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

Het gerechtshof:
bepaalt dat de zaak ter zitting van het hof wordt behandeld, tenzij de gemachtigde binnen vier weken na dagtekening van dit arrest aangeeft van die gelegenheid geen gebruik te willen maken;
stelt de gemachtigde in de gelegenheid om binnen vier weken na dagtekening van dit arrest bovengenoemde reactie te geven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.