ECLI:NL:GHARL:2019:7160

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
4 september 2019
Zaaknummer
WAHV 200.228.433
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de informatieplicht en motivering bij administratieve sancties in verkeerszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 112,- voor een snelheidsovertreding van 13 km/h binnen de bebouwde kom, vastgesteld door een flitspaal. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de beslissing van de officier van justitie gebrekkig gemotiveerd was en dat er geen ambtsedige verklaring in het dossier aanwezig was, wat volgens hem een schending van de informatieplicht inhield. Het hof oordeelde dat de enkele suggestie van de gemachtigde dat de gebruikte apparatuur niet goed functioneerde, de officier van justitie niet verplichtte om het ijkrapport te verstrekken. Het hof bevestigde dat de beslissing van de kantonrechter in stand bleef, met verbetering van de motivering, en dat de betrokkene niet benadeeld was door de onjuistheid in de motivering van de officier van justitie. Het hof concludeerde dat de sanctie terecht was opgelegd en dat er geen omstandigheden waren die een matiging van de sanctie rechtvaardigden. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

WAHV 200.228.433
4 september 2019
CJIB 200993070
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 12 oktober 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. drs. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich (samengevat) op het standpunt dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie had moeten vernietigen. De beslissing van de officier van justitie is gebrekkig gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid. Het is een in een geautomatiseerd proces vervaardigde standaardbrief. Daarin wordt inhoudelijk niet ingegaan op het beroep en is, zo stelt hij, sprake van een ondeugdelijk gemotiveerd antwoord. Ook wordt er in de beslissing verwezen naar een ambtsedige verklaring van een ambtenaar. Een ambtsedige verklaring bevindt zich echter niet het dossier, terwijl dat, zo betoogt de gemachtigde, wel verplicht is. Daarnaast heeft de kantonrechter miskend dat de officier van justitie niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting door, ondanks het verzoek van de gemachtigde, niet het ijkrapport op te sturen.
De motiveringsplicht
2. In artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat de beslissing op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Dat brengt echter niet mee dat in het geval niet uitgebreid en expliciet op de argumenten van de gemachtigde wordt ingegaan, er sprake is van schending van het motiveringsbeginsel.
3. Aan de gemachtigde kan echter worden toegegeven dat door de officier van justitie ten onrechte wordt overwogen dat het dossier een ambtsedige verklaring bevat. Blijkens de gegevens in het zaakoverzicht is in deze zaak sprake van een vaste flitspaal waarmee snelheidsovertredingen worden vastgesteld. De tekst in het zaakoverzicht betreft kennelijk gegevens die automatisch door de apparatuur in de flitspaal zijn gegenereerd, naar aanleiding van een op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedraging. Het zaakoverzicht bevat dus geen ambtsedige verklaring van een ambtenaar. Een administratieve sanctie kan echter ook op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) worden opgelegd voor een gedraging die, zoals hier, op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. De betrokkene is daarom niet benadeeld door deze onjuistheid in de motivering. Het hof ziet hierin dan ook geen aanleiding de beslissing van de officier van justitie te vernietigen.
De informatieplicht
4. Met betrekking tot het verweer van de gemachtigde dat de officier van justitie zijn informatieverplichting heeft geschonden, overweegt het hof als volgt. Artikel 7:18, vierde lid, van de Awb voorziet specifiek voor belanghebbenden in een recht om hangende administratief beroep de op de zaak betrekking hebbende stukken op te vragen bij het beroepsorgaan. Het gaat daarbij om stukken die nodig zijn om een boete op basis daarvan aan te vechten (vlg. ABRS 19 november 2014, ECLI:NL:RvS:2014:4129). De op de zaak betrekking hebbende stukken dienen deel uit te maken van het dossier (vgl. het arrest van het hof van 2 februari 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2018:1050).
5. In zaken als deze worden het zaakoverzicht en - indien van toepassing - een foto van de gedraging aangemerkt als op de zaak betrekking hebbende stukken. Het hof stelt vast dat deze stukken zich in het dossier bevinden en dat de gemachtigde niet om deze stukken heeft verzocht. Wel blijkt dat hij de beschikking over de foto's had. Deze foto's heeft hij namelijk bij zijn administratief beroepschrift gevoegd.
6. Andere documenten, zoals een ijkrapport, hoeven geen deel uit te maken van het dossier. Dat is slechts anders indien redelijkerwijs twijfel bestaat over de aspecten waarop die informatie betrekking heeft (vgl. het arrest van het hof van 17 oktober 2016, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2016:8247). Die situatie kan zich voordoen wanneer feiten of omstandigheden aannemelijk worden gemaakt die niet of onvoldoende kunnen worden weerlegd aan de hand van het zaakoverzicht, de eventuele foto’s en de overige aanwezige stukken dan wel wanneer feiten of omstandigheden worden aangevoerd die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de uit die stukken blijkende gegevens.
7. Uit het zaakoverzicht blijkt dat aan de betrokkene een sanctie is opgelegd voor een op geautomatiseerde wijze vastgestelde snelheidsovertreding. Verder is daarin vermeld dat de gedraging langs elektronische weg is geconstateerd en vastgelegd met behulp van geijkte radarapparatuur.
8. De gemachtigde heeft in administratief beroep op dit punt het volgende aangevoerd:
''Uit de boete blijkt niet of betreffende camera goed was afgesteld dan wel nog een geldig ijkrapport heeft.''
9. In het licht van hetgeen onder 6. is omschreven, is het niet onbegrijpelijk dat de enkele suggestie van de gemachtigde dat de gebruikte apparatuur niet juist heeft gefunctioneerd de officier van justitie niet heeft genoopt tot het opvragen en verstrekken van het ijkrapport. Van een schending van het bepaalde in artikel 7:18 van de Awb door de officier van justitie is dan ook geen sprake. Het verweer op dit punt wordt verworpen.
10. De bezwaren richten zich verder tegen de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard en de motivering van die beslissing.
De inleidende beschikking
11. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 112,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 13 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 26 augustus 2016 om 02:17 uur op de Bosscheweg - ter hoogte van OBV 72 te Boxtel met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
12. De gemachtigde voert aan dat nergens om 02:17 uur te constateren valt dat men aldaar slechts 50 km/h zou mogen rijden, zeker gezien de landelijke omgeving, alsmede dat men op de Bosscheweg ook 80 km/h mag. De flitskast heeft daarnaast niets met verkeersveiligheid te maken, maar slechts met het vullen van de staatskas. Het is een melkkoe van de Staat. Daarbij verwijst hij naar cijfers van het CJIB. In het boetebedrag alsmede de administratiekosten zit (kort weergegeven) zijns inziens dan ook een belastingcomponent verwerkt.
Verder wijst hij erop dat op de website van het CJIB geen locatieverklaring staat. Zonder een locatieverklaring kan volgens hem geen geldige meting worden verricht en dient de boete te vervallen. Hij wijst er verder op dat het ijkrapport geen handtekening en een naam bevat. Het document heeft zijns inziens dan ook geen enkele waarde nu dit niet geverifieerd kan worden. Bovendien kan het ijkrapport niet gekoppeld worden aan de foto's van de gedraging. De serienummers komen niet overeen. Daarnaast wijst het ijkrapport naar de ''Concept regeling voorschriften meetmiddelen Politie''. Een concept heeft echter geen geldige formele status.
Er is ten onrechte niet verwezen naar geldige voorschriften. Het ijkrapport voldoet dan ook inhoudelijk niet aan de wettelijke eisen, zo betoogt de gemachtigde. De gemachtigde betoogt dat de kantonrechter deze gronden onbesproken heeft gelaten en dat sprake is van een motiveringsgebrek. Verder spreekt ook de kantonrechter - net als de officier van justitie - ten onrechte over een ambtsedige verklaring.
13. Met de gemachtigde stelt het hof vast dat de kantonrechter niet op alle gronden adequaat heeft gerespondeerd en ten onrechte benoemt dat er sprake is van een ambtsedige verklaring. Daarmee is sprake van een motiveringsgebrek. Nu deze motiveringsgebreken niet afdoen aan de juistheid van de door de kantonrechter gegeven beslissing, zal het hof deze beslissing in stand laten met verbetering van de gronden. Daartoe overweegt het hof als volgt.
14. Het zaakoverzicht bevat het kenteken van het voertuig van de betrokkene en de datum, tijd en locatie zoals vermeld in de inleidende beschikking. Verder zijn daarin onder meer de volgende gegevens vermeld:
''De overtreding werd langs elektronische weg geconstateerd en digitaal vastgelegd (…).
De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 66 km per uur.
Werkelijk (gecorrigeerde) snelheid: 63 km per uur.
Toegestane snelheid: 50 km per uur.
Overschrijding met: 13 km per uur. (…)
Overtreden artikel: 20 sub a RVV 1990 (…)
De gedraging vond plaats binnen de bebouwde kom.''
NMi-verklaring
15. Het dossier bevat verder twee foto’s van de gedraging. Het voertuig op de foto’s is blijkens de kentekenplaten het voertuig van de betrokkene. In het fotobijschrift zijn onder meer datum, tijdstip, locatie en de gemeten snelheid opgenomen zoals vermeld in de inleidende beschikking. Het hof ziet gelet op deze overeenkomsten, en nu het ijkrapport waar de gemachtigde naar verwijst zich niet bij de stukken bevindt, geen aanleiding om te betwijfelen dat de meting is uitgevoerd door de ter plaatse aanwezige geijkte apparatuur.
16. Slechts bij een snelheidsmeting door middel van detectielussen wordt door het NMi een locatieverklaring opgemaakt, waarbij de lussen in het wegdek jaarlijks worden gecontroleerd op een juiste werking. In de onderhavige zaak is de snelheidsmeting uitgevoerd door radarapparatuur en is een locatieverklaring aldus niet voorhanden.
Binnen de bebouwde kom
17. De gemachtigde ontkent
nietdat de betrokkene ter plaatse met gecorrigeerde snelheid van 63 km/h heeft gereden, maar stelt dat de maximum snelheid van 50 km/h daar niet van kracht was. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de gegevens in het zaakoverzicht dat de gedraging plaatsvond binnen de bebouwde kom en dat daar een maximumsnelheid van 50 km/h gold. Door middel van een plaatsnaambord (bord H1 van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) wordt het begin van de bebouwde kom aangeduid. Niet gesteld of gebleken is dat dit bord ontbrak. Dat het bord H1 niet zichtbaar is op de foto's van gedraging en dat in het bijschrift bij de foto's niet is aangegeven dat de maximumsnelheid 50 km/h betrof, doet het hof niet twijfelen aan de gegevens in het zaakoverzicht. Verder is de inrichting van de weg niet bepalend voor de geldende maximumsnelheid, maar de bebording.
18. Voor zover de gemachtigde betoogt dat er sprake is van misbruik van recht dan wel "détournement de pouvoir" nu budgettaire redenen ten grondslag liggen aan de vaststelling van de tarieven voor verkeersovertredingen en niet de verkeersveiligheid, waarvoor de gehandhaafde regels bedoeld zijn, overweegt het hof als volgt. De enkele omstandigheid dat bij de verhogingen van de boetetarieven mede rekening is gehouden met het opvangen van eventuele bezuinigingen en tegenvallers in de Justitiebegroting, rechtvaardigt - wat daar verder ook van zij - niet de conclusie dat geen enkele sanctie met het oog op de verkeersveiligheid is opgelegd. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk gemaakt dat de onderhavige sanctieoplegging een ander doel diende dan de handhaving van de verkeersveiligheid, zodat deze beroepsgrond van de gemachtigde geen doel treft.
19. Gelet op het voorgaande staat vast dat de gedraging is verricht en dat daarvoor terecht een sanctie is opgelegd. Het hof is niet gebleken van omstandigheden die meebrengen dat het opleggen van een sanctie niet billijk is dan wel van omstandigheden die matiging van de sanctie rechtvaardigen.
De administratiekosten
20. Tot slot maakt de gemachtigde nog bezwaar tegen de in rekening gebrachte administratiekosten. Deze kosten mogen (samengevat) slechts dienen tot dekking van de kosten voor de inning van sancties. Volgens hem worden er meer kosten in rekening gebracht dan noodzakelijk is voor de afhandeling van boetes bij het CJIB. Ook is niet inzichtelijk gemaakt waaruit de verhogingen ervan bestaan en waarom deze gerechtvaardigd op de betrokkene drukken. De administratiekosten zijn in de visie van de gemachtigde een verkapte verhoging van de sanctie. Het in rekening brengen ervan is in strijd met de artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. De administratiekosten verhogen de sanctie. Zij hebben daarom een punitief karakter. Door het opleggen van deze extra sanctie is de eis van - zo begrijpt het hof althans het standpunt - de voorzienbaarheid geschonden.
21. Deze bezwaren slagen niet. Het hof heeft eerder al geoordeeld over deze bezwaren en volstaat hier met verwijzing naar zijn op rechtspraak.nl gepubliceerde beslissingen van
5 juni 2012, met vindplaats ECLI:NL:GHLEE:2012:BW8480 en 5 juni 2018, met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:5108 (ov. 14 ev).
Slotsom
22. De slotsom, zoals onder 13. reeds aangekondigd, is dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal bevestigen met verbetering van gronden. Gegeven deze beslissing zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.