In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 9 mei 2017 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd gekregen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. Dit gebeurde op 27 februari 2016 in Amsterdam. De betrokkene voerde aan dat hij de gehandicaptenparkeerkaart van zijn vader gebruikte, maar dat hij op dat moment als bestuurder van het voertuig optrad, wat in strijd is met de regels omtrent het gebruik van de kaart.
Het hof oordeelt dat de betrokkene niet kan profiteren van de gehandicaptenparkeerkaart, omdat deze alleen geldig is als de kaarthouder zelf als bestuurder van het voertuig gebruikmaakt van de parkeerplaats. De betrokkene had foto's overgelegd ter ondersteuning van zijn verweer, maar het hof concludeert dat, zelfs als de kaart zichtbaar was, de betrokkene geen recht had om de parkeerplaats te gebruiken. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd, en het hof verklaart het beroep ongegrond.