ECLI:NL:GHARL:2019:717

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2019
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.217.298
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Pullens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over gebruik gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 9 mei 2017 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd gekregen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. Dit gebeurde op 27 februari 2016 in Amsterdam. De betrokkene voerde aan dat hij de gehandicaptenparkeerkaart van zijn vader gebruikte, maar dat hij op dat moment als bestuurder van het voertuig optrad, wat in strijd is met de regels omtrent het gebruik van de kaart.

Het hof oordeelt dat de betrokkene niet kan profiteren van de gehandicaptenparkeerkaart, omdat deze alleen geldig is als de kaarthouder zelf als bestuurder van het voertuig gebruikmaakt van de parkeerplaats. De betrokkene had foto's overgelegd ter ondersteuning van zijn verweer, maar het hof concludeert dat, zelfs als de kaart zichtbaar was, de betrokkene geen recht had om de parkeerplaats te gebruiken. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd, en het hof verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

WAHV 200.217.298
28 januari 2019
CJIB 196258698
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 9 mei 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “parkeren op gehandicapten-parkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart”, welke gedraging zou zijn verricht op 27 februari 2016 om 18:56 uur op De Corridor te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene voert aan dat hij op de bewuste dag gebruik heeft gemaakt van een gehandicaptenparkeerplaats omdat hij voornemens was zijn vader op te halen bij de Mediamarkt. Door miscommunicatie met zijn vader stond hij bij de verkeerde vestiging. De parkeerkaart zou duidelijk zichtbaar achter de voorruit van de auto zijn bevestigd, zodat het onmogelijk is dat de parkeerwachter deze niet heeft gezien. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft de betrokkene een viertal foto's bij zijn beroepschrift gevoegd. Daarop is de betreffende auto, met een gehandicaptenkaart achter de voorruit, te zien.
3. Het hof stelt voorop dat al zou de betrokkene gevolgd worden in zijn
stellingname, dat zou hem niet baten. Immers, bij de stukken bevindt zich een kopie
van een gehandicaptenparkeerkaart ten name van [B] , vader van de betrokkene , waarop de hoofdletter ‘B’ is vermeld. Een dergelijke kaart is ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Regeling gehandicapten-parkeerkaart slechts geldig in geval degene aan wie die kaart is afgegeven
als bestuurdervan een voertuig gebruikmaakt van een gehandicapten-parkeerplaats. Nu uit het verweer van de betrokkene volgt dat niet de kaarthouder, maar
hij zelf als bestuurder van een voertuig gebruik heeft gemaakt van een gehandicapten-parkeerplaats, komt hem geen beroep toe op het aan de gehandicaptenparkeerkaart verbonden recht om te parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats. Dit leidt tot de conclusie dat, zelfs indien wordt aangenomen dat de gehandicaptenparkeerkaart wel aanwezig en zichtbaar was aangebracht, er in de onderhavige situatie geen sprake was van een (voor de betrokkene) geldige gehandicaptenparkeerkaart.
4. Het vorenstaande betekent dat de kantonrechter juist heeft beslist en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.