ECLI:NL:GHARL:2019:7270

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2019
Publicatiedatum
6 september 2019
Zaaknummer
WAHV 200.256.371
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Hiemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake zekerheidstelling in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de betrokkene, een B.V., hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 7 maart 2019 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat de betrokkene niet tijdig zekerheid had gesteld voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten, zoals vereist door artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene betwistte echter dat de zekerheid niet tijdig was gesteld en voerde aan dat het bedrag uiterlijk op 1 februari 2019 door het CJIB ontvangen diende te zijn, terwijl het bedrag op 29 januari 2019 was afgeschreven van de bankrekening.

Het gerechtshof heeft vastgesteld dat de informatie over de uiterste termijn voor zekerheidstelling in de brieven van de officier van justitie onjuist was. De brieven gaven aan dat de zekerheid binnen twee weken na de datum van de tweede brief moest worden gesteld, terwijl artikel 11, vierde lid, van de Wahv bepaalt dat dit moet gebeuren binnen twee weken na de dag van verzending van de (tweede) mededeling omtrent de zekerheid. Hierdoor is de betrokkene niet op de juiste wijze geïnformeerd over de termijn voor zekerheidstelling.

Gelet op deze onjuiste informatie heeft het hof geoordeeld dat de beslissing van de kantonrechter vernietigd moet worden. Het hof heeft de zaak teruggeworpen naar de rechtbank Midden-Nederland voor verdere behandeling, met inachtneming van het arrest. Dit arrest is gewezen door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Hiemstra als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 september 2019.

Uitspraak

WAHV 200.256.371
6 september 2019
CJIB 219120001
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 7 maart 2019
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
vertegenwoordigd door [B] , wonende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat de betrokkene niet tijdig zekerheid heeft gesteld en geen feiten of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan niet-ontvankelijkheid achterwege zou moeten blijven.
2. De betrokkene betwist dat niet tijdig zekerheid is gesteld. Volgens de betrokkene diende uiterlijk op 1 februari 2019 het bedrag ontvangen te zijn door het CJIB. Het bedrag is op 29 januari 2019 afgeschreven van de bankrekening.
3. Artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) verplicht de betrokkene om in de procedure bij de kantonrechter zekerheid te stellen voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten. De officier van justitie heeft de betrokkene geïnformeerd over deze verplichting bij brieven van 19 december 2018 en 5 januari 2019.
4. Deze zekerheidsbrieven bevatten als informatie over de uiterste termijn waarbinnen zekerheid moet worden gesteld twee weken na de datum van de tweede brief. Deze informatie is onjuist. Gelet op artikel 11, vierde lid, van de Wahv dient zekerheid (uiterlijk) te worden gesteld binnen twee weken na de dag van verzending van de (tweede) mededeling omtrent de zekerheid.
5. Gelet hierop moet worden vastgesteld dat de betrokkene niet op de juiste wijze is gewezen op de termijn waarbinnen zekerheid moest worden gesteld.
6. Dit brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd. Het hof zal de zaak terugwijzen naar de rechtbank. Er is inmiddels zekerheid gesteld.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter en wijst de zaak terug naar de rechtbank Midden-Nederland ter beslissing met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.