ECLI:NL:GHARL:2019:7270
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- A. Hiemstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake zekerheidstelling in verkeersboetezaak
In deze zaak heeft de betrokkene, een B.V., hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 7 maart 2019 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat de betrokkene niet tijdig zekerheid had gesteld voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten, zoals vereist door artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene betwistte echter dat de zekerheid niet tijdig was gesteld en voerde aan dat het bedrag uiterlijk op 1 februari 2019 door het CJIB ontvangen diende te zijn, terwijl het bedrag op 29 januari 2019 was afgeschreven van de bankrekening.
Het gerechtshof heeft vastgesteld dat de informatie over de uiterste termijn voor zekerheidstelling in de brieven van de officier van justitie onjuist was. De brieven gaven aan dat de zekerheid binnen twee weken na de datum van de tweede brief moest worden gesteld, terwijl artikel 11, vierde lid, van de Wahv bepaalt dat dit moet gebeuren binnen twee weken na de dag van verzending van de (tweede) mededeling omtrent de zekerheid. Hierdoor is de betrokkene niet op de juiste wijze geïnformeerd over de termijn voor zekerheidstelling.
Gelet op deze onjuiste informatie heeft het hof geoordeeld dat de beslissing van de kantonrechter vernietigd moet worden. Het hof heeft de zaak teruggeworpen naar de rechtbank Midden-Nederland voor verdere behandeling, met inachtneming van het arrest. Dit arrest is gewezen door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Hiemstra als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 september 2019.