Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
Wierden en Borgen,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een kort geding waarin de huurster, appellante, werd geconfronteerd met een vordering tot uitzetting door Woningstichting Wierden en Borgen. De huurster veroorzaakte ernstige overlast, die werd toegeschreven aan haar psychische aandoening, met dwanghandelingen als gevolg. Het hof oordeelde dat de overlast ernstig, objectiveerbaar en van structurele aard was, en dat het aannemelijk was dat de huurster niet in staat was om de overlast te beëindigen. Dit leidde tot de conclusie dat de huur opzeggen en de huurster uitzetten gerechtvaardigd was.
De procedure in hoger beroep volgde na een eerdere uitspraak van de kantonrechter, die de huurster had veroordeeld tot ontruiming. De huurster voerde aan dat de Woningstichting geen spoedeisend belang had en dat de kantonrechter een onjuiste beoordeling had gemaakt. Het hof oordeelde echter dat de grieven van de huurster niet voldoende onderbouwd waren en dat de eerdere motivering van de kantonrechter werd onderschreven. Het hof bevestigde dat de overlast door de huurster ernstig was en dat er geen reden was om aan te nemen dat de situatie zou verbeteren.
Desondanks werd het bestreden vonnis deels vernietigd, omdat de ontruimingstermijn was verstreken zonder dat de huurster was ontruimd. Het hof bood de huurster een nieuwe termijn voor ontruiming aan, tot 1 december 2019. De huurster werd ook veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 september 2019.