Beoordeling
1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “in een motorvoertuig voorin geen autogordel gebruiken (feitcode R533)”, welke gedraging zou zijn verricht op 25 juni 2015 om 11.51 uur op de Grotestraat te Haren (Gemeente Oss) met het voertuig met het kenteken [00-YY-00] .
2. De gemachtigde van de betrokkene ontkent dat de gedraging is verricht. De betrokkene droeg wel degelijk een gordel. De betrokkene reed op een motorfiets, dus de verbalisant kan onmogelijk hebben geconstateerd dat de gordel ongebruikt langs de deurstijl hing. Evenmin kan hij hebben geconstateerd dat de gesp naast het voertuig zou hebben gehangen, omdat dat betekent dat de autogordel met de gesp over de grond zou slepen. De kantonrechter heeft miskend dat de betrokkene niet enkel ontkent, maar ook gemotiveerd aangeeft waarom het proces-verbaal feitelijk onjuist is.
3. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat op basis van het dossier weliswaar kan worden vastgesteld dat de betrokkene geen gordel droeg, maar verzoekt om de feitcode te wijzigen. Omdat het hier gaat om een driewielig voertuig zonder carrosserie, geldt er op basis van artikel 59 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en artikel 60 RVV 1990 geen gordelplicht. Er is wel een helmplicht, maar die geldt niet als een gordel wordt gedragen. Omdat uit het dossier blijkt dat de betrokkene zowel geen helm als gordel droeg, is de helmplicht geschonden. Daarbij hoort de feitcode R536C.
4. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 59, eerste lid, RVV 1990. Dat luidt, voor zover hier van belang:
"Bestuurders van een personenauto, een bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel en hun passagiers maken gebruik van de voor hen beschikbare autogordel."
5. In artikel 60, eerste lid, RVV 1990 was ten tijde van de gedraging, voor zover hier van belang, bepaald:
"De bestuurder en de passagiers van bromfietsen, brommobielen zonder gesloten carrosserie, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen zonder gesloten carrosserie moeten een goed passende helm dragen, die door middel van een sluiting op deugdelijke wijze op het hoofd is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de wet."
6. Artikel 60, tweede lid, RVV 1990 luidde, voor zover hier van toepassing ten tijde van de gedraging:
"Het eerst lid geldt niet voor:
(…)
d. de bestuurder of de passagiers van een brommobiel zonder gesloten carrosserie of een driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie van wie de zitplaats in deze brommobiel of dat motorvoertuig is voorzien van bevestigingspunten voor een autogordel overeenkomstig richtlijn 97/24/EG, zoals deze gold op de datum waarop het voertuig in gebruik is genomen, en van een autogordel die voldoet aan artikel 5.6.47, derde en vierde lid, van de Regeling voertuigen of aan artikel 5.5.47, vierde en vijfde lid, van de Regeling voertuigen, mits van deze autogordel gebruik gemaakt wordt."
7. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
8. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"Ik zag dat de gordel ongebruikt langs de deurstijl van het voertuig hing, de gesp was hierbij zichtbaar.
Ik, verbalisant, zag dat: betrokkene reed op een driewielig motorrijtuig en daarbij niet voldeed aan de wettelijke gordelplicht of helmplicht. Ik, verbalisant, zag dat betrokkene geen gordel droeg omdat de gesp zichtbaar was en hing naast het motorvoertuig.
Reden staandehouding = niet dragen gordel. (…)
Merk van voertuig: Can-Am
Type van overtuig: Spyder"
9. Verder bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal waarin de verbalisant onder meer verklaart:
"Op donderdag 25 juni 2015, omstreeks 11.30 uur, waren wij in Haren. Daar zagen wij dat op de Grootstraat een persoon op een Can-Am voorzien van het kenteken [00-YY-00] reed. (…) Wij zagen dat de persoon die dit voertuig bestuurde geen gordel droeg, wat op dit voertuig wel verplicht is. Omdat op dit voertuig het dragen van een helm niet verplicht is hadden wij duidelijk zich op het gezicht van de bestuurder. Wij herkenden deze persoon als [betrokkene] ."
10. Wat de gemachtigde heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de gegevens in het dossier. Desondanks kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het betreffende voertuig is een driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie. Artikel 59, eerste lid, van het RVV 1990 is dan ook niet van toepassing. De vraag die voorligt is of de feitcode kan worden gewijzigd naar R536C: als bestuurder, passagier van een motorfiets dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en is voorzien van een goedkeuringsmerk.
11. Volgens vaste jurisprudentie van het hof is het geoorloofd om de feitcode te wijzigen indien de betrokkene daardoor niet in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. De betrokkene heeft zich echter de gehele procedure verweerd tegen een sanctie in verband met het schenden van een gordelplicht. Hoewel de hoogte van het bedrag van de sanctie voor de beide feitcodes gelijk is en de helmplicht samenhangt met het al dan niet dragen van een gordel, is het schenden van de helmplicht een zodanig andere gedraging, dat het hof van oordeel is dat niet kan worden gezegd dat de betrokkene door een wijziging van de feitcode niet in zijn belangen is geschaad. Het wijzigen van de feitcode in dit stadium van de procedure is dan ook niet geoorloofd.
11. Het voorgaande leidt ertoe dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. Het hof zal dan ook de beslissing van de kantonrechter vernietigen, het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. Het aan zekerheid gestelde bedrag moet worden terugbetaald.
13. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter, een hoger beroepschrift en het verschijnen ter zitting bij de kantonrechter dienen in totaal vier procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.024,-.