ECLI:NL:GHARL:2019:7412

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
11 september 2019
Zaaknummer
P19/0127
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en beoordeling van behandeltraject

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], die verblijft in FPC [kliniek] te [plaats]. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 28 januari 2019 besloten om de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, pleitten voor een verlenging van slechts één jaar, omdat er positieve ontwikkelingen waren in de motivatie en behandeling van de terbeschikkinggestelde. Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. R. Segerink, stelde echter dat de stoornis en het recidivegevaar nog steeds aanwezig zijn en dat een verlenging van twee jaren noodzakelijk is, gezien het behandel- en resocialisatietraject dat nog zeker twee jaren in beslag zal nemen.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat, wanneer de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van één jaar, de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengd dient te worden. De terbeschikkinggestelde moet zijn motivatie vinden in de stappen die hij binnen de behandeling en resocialisatie kan zetten, en niet in de termijn van de verlenging van de maatregel. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 6 juni 2019.

Uitspraak

TBS P19/0127
Beslissing d.d. 6 juni 2019
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende in FPC (Forensisch Psychiatrisch Centrum) [kliniek] te [plaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 januari 2019, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 28 januari 2019;
- de aanvullende informatie van de FPC [kliniek] van 15 mei 2019, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 27 november 2018 tot en met 25 februari 2019.
- een e-mailbericht van K. Klaassens, behandelrapporteur bij de FPC [kliniek] , van 20 mei 2019.
- een e-mailbericht van het openbaar ministerie van 21 mei 2019.
Het hof heeft ter zitting van 23 mei 2019 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr. R. Segerink.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De terbeschikkinggestelde wil dat de maatregel met slechts één jaar wordt verlengd in plaats van twee jaren. In een korte periode is er veel veranderd. Er heeft een omslag plaatsgevonden in de motivatie van de terbeschikkinggestelde en er is op veel punten vooruitgang geboekt. Er dient daarom over een kortere periode dan twee jaren te worden gekeken naar de vooruitgang van de terbeschikkinggestelde. Bovendien is een verlenging van de maatregel voor de duur van één jaar van groot belang om de terbeschikkinggestelde te blijven motiveren voor zijn behandeling.
De raadsvrouw heeft verzocht om de duur van de verlenging van de maatregel te beperken tot één jaar.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Uit de stukken blijkt dat de stoornis en het recidivegevaar nog steeds aanwezig zijn. Kijkend naar het door de kliniek geschetste tijdspad zal het zeker twee jaren duren voordat de terbeschikkinggestelde over transmuraal verlof zal beschikken. Ook de vierjaarsdeskundigen adviseren om de maatregel met twee jaren te verlengen. Inmiddels is er een machtiging voor begeleid verlof verleend en een terugvalpreventieplan opgesteld. De kliniek geeft aan dat er nog een aantal zorgpunten is, onder meer het middelengebruik van de terbeschikkinggestelde. De verwachting dat de verpleging van overheidswege over een jaar voorwaardelijk zou kunnen worden beëindigd, is niet reëel. Een toetsingsmoment is ook niet noodzakelijk, gelet op de voortvarendheid van de kliniek.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. Het hof ziet geen reden om in dit geval af te wijken van dit uitgangspunt.
Uit rapportages blijkt dat de terbeschikkinggestelde zich de afgelopen periode positief heeft ontwikkeld. Dat is een verdienste van de terbeschikkinggestelde. Het geeft hem een goede basis om verder te werken aan zijn toekomst. Uit de stukken blijkt echter ook dat het verdere behandel- en resocialisatietraject toch zeker nog een minimale duur van twee jaren zal hebben. Verlengen met één jaar zal dus niet leiden tot een korter terbeschikkingstelling. Het is inderdaad belangrijk dat de terbeschikkinggestelde gemotiveerd blijft, maar hij zal die motivatie moeten vinden in de stappen die hij binnen de behandeling en resocialisatie kan zetten en niet in de termijn van de verlenging van de maatregel.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 januari 2019 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. C.M.E. Lagarde en mr. W.A. Holland als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en drs. E.M.M. Mol als raden,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 6 juni 2019 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.