Uitspraak
1.Het verdere geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing
3.De slotsom
4.De beslissing
€ 68,76 per maand, over de periode van 25 april 2012 tot 15 november 2012 aan de vrouw dient te voldoen;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verplichting van de man om een bijdrage in het levensonderhoud van zijn twee minderjarige kinderen te betalen aan de vrouw. De vrouw had verzocht om de helft van de ouderbijdrage, die door het LBIO was vastgesteld op € 137,52 per maand, te laten betalen door de man. Het hof oordeelde dat de man, ondanks zijn verweren, onvoldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om deze bijdrage te betalen. De vrouw had bewijs geleverd dat de man in 2012 inkomsten had uit een eenmanszaak, en het hof concludeerde dat de man onvoldoende had weerlegd dat hij in die periode voldoende draagkracht had om bij te dragen aan de ouderbijdrage. Het hof bepaalde dat de man de helft van de maandelijkse ouderbijdrage, zijnde € 68,76, over de periode van 25 april 2012 tot 15 november 2012 aan de vrouw moest voldoen. Daarnaast werd de proceskostenveroordeling gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.