Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
een op gronden gebaseerd vermoeden van een onvolkomenheid of ongerechtigheid van algemene, operationele en/of financiële aard die plaats vindt onder verantwoordelijkheid van de betrokken organisatie."
veel ballen in de lucht - haalt ook overhoop - onrust",
verhoudingsgewijs veel externe deskundigen - roept vragen op bij medewerkers",
projecten - niet te ver vooruit - wie kan (niet) mee?"
Losse opmerkingen door de bestuurder binnen de organisatie zijn soms verwarrend en kunnen een eigen leven gaan leiden;
Wij hebben nogmaals benadrukt dat de RvT achter de uitgezette koers en veranderdoelstellingen staat, maar dat door de wijze waarop een en ander uitgevoerd en bestuurd wordt er oplopende spanningen en, ook naar uw aangeven, toenemende kampvorming binnen de organisatie ontstaat. En dat de RvT ervan overtuigd is dat de (wettelijke)Klokkenluidersregeling toegepast moet worden, met alle bijbehorende bepalingen van dien.
Relatie met de meldersbrief".
Fragmenten uit de meldersbrief die hieronder vallen zijn: onveilige situatie, onveilig op het centraal bureau en elders, durven uit onveiligheid niet uit te spreken, geen vertrouwen in BSU."
Enkele fragmenten uit de meldersbrief die hieronder vallen zijn: Bewust het werken onmogelijk gemaakt, door bestuurder andere voorstelling van zaken, cancelen, te snel, te veel, te hard, tegenwerking Zorg, tegenwerking BC."
Enkele fragmenten uit de meldersbrief die hieronder vallen zijn: Meermaals bespreekbaar gemaakt, bemoei je er niet mee, halfjaar geen MT, dringend verzoek, BSU mag te allen tijde ingrijpen, niet geïnformeerd, niet gecommuniceerd."
Enkele fragmenten uit de meldersbrief die hieronder vallen zijn: Verdeel en heerscultuur"
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
beroepsgronden 1 en 2bevatten bezwaren tegen een deel van de feitenvaststelling van de kantonrechter. Het hof heeft, rekening houdend met deze bezwaren, de feiten zelf opnieuw vastgesteld. Bij de beoordeling van deze twee beroepsgronden heeft [verzoekster] daarom geen belang.
beroepsgrond 6komt [verzoekster] op tegen deze overwegingen van de kantonrechter. Zij voert aan dat juist wel van groot belang was of de brief van 18 oktober 2018 onder de klokkenluidersregeling viel of niet. Indien dat het geval was zou de RvT de afwikkeling daarvan immers inderdaad ter hand moeten nemen. Indien dat echter niet het geval was, rustte juist op [verzoekster] als bestuurder de taak klachten over haar beleid met de klagers te bespreken. Het enkele feit dat 30 medewerkers ontevreden waren over haar beleid maakte nog niet dat sprake was van een brief die onder het klokkenluidersregiem viel. De brief rechtvaardigde dus niet dat [verzoekster] feitelijk buiten spel gezet werd. De brief is bovendien niet in het geding gebracht. Reeds daarom kunnen aan de inhoud ervan geen conclusies worden verbonden. Recht doen op basis van een stuk dat in ieder geval één van partijen niet kent, is in strijd met het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM).
een op gronden gebaseerd vermoeden van een onvolkomenheid of ongerechtigheid van algemene, operationele en/of financiële aard die plaats vindt onder verantwoordelijkheid van de betrokken organisatie." De RvT heeft de brief van 18 oktober 2018 redelijkerwijs kunnen aanmerken als een brief waarin een onregelmatigheid van algemene of operationele aard werd benoemd nu medewerkers daarin verklaarden slechts op basis van (verdere) anonimiteit te durven melden, niet meer met de bestuurder te durven spreken en te vrezen voor dreigende onbeheersbaarheid van de organisatie, alles direct terug te voeren op de wijze waarop de bestuurder invulling gaf aan haar functie.
"indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever".