Uitspraak
in eerste aanleg: verzoekster tevens verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
ACV,
[verweerder],
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift in het incidenteel beroep, met producties, van 16 augustus 2019;
3.De feiten
naar onze mening (waarvan u nadrukkelijk hebt aangegeven deze mening niet te delen)- sprake zal zijn van een dringende reden, die maakt dat de arbeidsovereenkomst niet langer meer kan worden voortgezet en zal aan u ontslag op staande voet worden verleend.
4.Het verzoek aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
primairop de e-grond (verwijtbaar handelen of nalaten), zonder inachtneming van de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding,
subsidiairop de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding) en
meer subsidiairop de h-grond (andere gronden).
primairde afwijzing van het verzoek van ACV bepleit als ook de veroordeling van ACV tot het plaatsen van een rectificatie op straffe van een dwangsom en tot wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom.
Subsidiair, voor het geval de arbeidsverhouding als verstoord werd beoordeeld, heeft [verweerder] verzocht de arbeidsovereenkomst met ACV te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van ACV als bedoeld in artikel 7:671c lid 1 BW, onder toepassing van de fictieve opzettermijn. Daarnaast heeft [verweerder] verzocht ACV te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, van een billijke vergoeding van € 170.000,- bruto en van een vergoeding van immateriële schade van € 10.000,- netto, een en ander vermeerderd met wettelijke rente. Tot slot heeft [verweerder] verzocht ACV te veroordelen in de proceskosten.
5.De verzoeken in hoger beroep
primairop de e-grond zonder toekenning van een transitievergoeding,
subsidiairop de e-grond,
meer subsidiairop de g-grond en
uiterst subsidiairop de h-grond, onder veroordeling van [verweerder] in de kosten van beide instanties. Bij de mondelinge behandeling heeft ACV haar primaire verzoek ingetrokken.
6.De beoordeling in hoger beroep
grief IIbeklaagt ACV zich over de beperkte uitleg van de voor [verweerder] geldende voorwaarde om niet aanwezig te mogen zijn op het KCA-depot. Volgens
grief IIIis ten onrechte de subsidiair aangevoerd grond van een verstoorde arbeidsverhouding verworpen, terwijl
grief IVzich in gelijke zin beklaagt over het afwijzen van de meer subsidiaire aangevoerde grond.
Grief Vkomt tot slot op tegen het dictum van de beschikking van 6 mei 2019, de toegewezen wedertewerkstelling van [verweerder] en de veroordeling van ACV in de proceskosten daaronder begrepen.