Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de ambtshalve vermindering van aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2012. Belanghebbende had verzuimboetes en belastingrente opgelegd gekregen, en verzocht de Inspecteur om vermindering van deze aanslagen, wat door de Inspecteur werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2019 in Arnhem zijn belanghebbende, zijn gemachtigde [A], en vertegenwoordigers van de Inspecteur gehoord. Het Hof oordeelde dat belanghebbende geen aangifte had gedaan voor het jaar 2012, wat leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast. Het Hof concludeerde dat de schatting van de Inspecteur voor de aanslagen niet onredelijk was, gezien het ontbreken van aangiften in voorgaande jaren en de gegevens van de omzetbelasting. Belanghebbende kon niet overtuigend bewijs leveren dat de aanslagen te hoog waren.
Het Hof bevestigde de verzuimboete van € 984 en oordeelde dat er geen grond was voor vermindering van de belastingrente. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.