ECLI:NL:GHARL:2019:9465

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
5 november 2019
Zaaknummer
Wahv 200.234.196/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake administratieve sanctie voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, waarbij de kantonrechter het beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie van € 400,- ongegrond verklaarde. De sanctie was opgelegd omdat de betrokkene, als kentekenhouder van een motorrijtuig, niet de vereiste verzekering had afgesloten en in stand gehouden. De gedraging vond plaats op 28 april 2016, zoals vastgesteld door een registercontrole van de RDW. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat het zaakoverzicht leeg was en dat er geen basis was voor de sanctie. Dit verweer werd door het hof verworpen, omdat de relevante gegevens wel degelijk in het zaakoverzicht stonden.

Het hof oordeelde dat de betrokkene verantwoordelijk is voor het afsluiten van een verzekering voor haar voertuig, ongeacht de omstandigheden waarin zij zich bevond. De betrokkene had gesteld dat haar ex-man verantwoordelijk was voor de verzekering, maar het hof oordeelde dat deze afspraak haar niet ontheft van haar zorgplicht. De betrokkene had de mogelijkheid om de tenaamstelling van het voertuig te schorsen, wat haar van de verzekeringsplicht had ontheven, maar dit was niet gebeurd.

Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om een proceskostenvergoeding in hoger beroep af. De persoonlijke omstandigheden van de betrokkene werden door de kantonrechter in overweging genomen, maar gaven geen aanleiding om het sanctiebedrag te matigen. Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het vastgestelde tarief af te wijken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.234.196/01
CJIB-nummer
: 198699352
Uitspraak d.d.
: 5 november 2019
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 22 januari 2018, betreffende

[betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is [B] , kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is door de kantonrechter toegewezen tot een bedrag van € 249,-.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De namens de betrokkene aangevoerde bezwaren richten zich onder meer tegen de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard. Bij deze inleidende beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 400,- opgelegd ter zake van “voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden”, welke gedraging blijkens een registercontrole van de RDW zou zijn verricht op 28 april 2016 met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. Volgens de gemachtigde van de betrokkene is de kantonrechter aan een zeer belangrijke grond voorbijgegaan, namelijk dat het zaakoverzicht leeg is en dat daarmee aan oplegging van de sanctie niets ten grondslag ligt. De gedraging is weliswaar verricht, maar de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, zouden ertoe moeten leiden dat de sanctie ongedaan wordt gemaakt. Ook dit heeft de kantonrechter niet onderkend. Het voertuig staat op naam van de betrokkene, maar de betaling van de verzekering en de apk keuring verliep via haar ex-man, die daartoe geld kreeg van de betrokkene. Haar ex-man heeft zich na de scheiding aan deze verplichtingen onttrokken en de betrokkene in diepe schulden achtergelaten. Subsidiair heeft de gemachtigde matiging van het sanctiebedrag tot de helft bepleit, in overeenstemming met de lijn van rechtbanken hier in Nederland. De kantonrechter heeft zich ook over dit verzoek niet uitgelaten.
3. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 30, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). Deze bepaling brengt mee dat voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven, degene aan wie het kenteken is opgegeven een verzekering overeenkomstig deze wet moet afsluiten en in stand houden.
4. Uit artikel 67, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 blijkt dat de betrokkene als kentekenhouder van het motorrijtuig er verantwoordelijk voor is om, indien met het voertuig geen gebruik van de weg wordt gemaakt, de Dienst Wegverkeer te verzoeken de tenaamstelling in het kentekenregister te schorsen. Deze schorsing brengt mee dat de verzekeringsplicht gedurende de periode van schorsing niet geldt (artikel 2, derde lid, WAM) en de betrokkene dus niet strafbaar is wanneer er dan geen verzekering van kracht is (artikel 30, derde lid, WAM).
5. Het verweer dat ziet op de inhoud van het zaakoverzicht faalt. De gemachtigde miskent met de door hem aangevoerde argumenten dat de relevante gegevens omtrent hetgeen bij de registercontrole door de RDW is gebleken op pagina 1 van het zaakoverzicht staan.
6. Uit de stukken in het dossier valt niet af te leiden dat de gemachtigde voormeld verweer ook in de procedure bij de kantonrechter of bij de officier van justitie heeft gevoerd. Van een aan de beslissing van de kantonrechter klevend motiveringsgebrek op dit punt is reeds om die reden geen sprake.
7. Gelet op voormelde gegevens en in aanmerking genomen dat de gedraging niet wordt betwist, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Ten tijde van de registercontrole was het op naam van de betrokkene gestelde voertuig niet verzekerd en de tenaamstelling in het kentekenregister evenmin geschorst. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er desondanks redenen zijn om te bepalen dat het bedrag van de sanctie moet worden verlaagd of op nihil moet worden gesteld.
8. Het hof stelt voorop dat de in hoge mate tariefmatige afdoening van gedragingen als bedoeld in artikel 2 van de Wahv meebrengt dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie en dat slechts bijzondere omstandigheden aanleiding kunnen geven om van het voor elke gedraging vastgestelde tarief af te wijken.
9. Naar het oordeel van het hof zijn de door de betrokkene opgegeven omstandigheden voor het onverzekerd zijn van het voertuig geen bijzondere omstandigheden zoals hiervoor bedoeld. Op grond van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de verzekeringsplicht bestaat er een zorgplicht voor kentekenhouders om een verzekering voor hun voertuig af te sluiten en in stand te houden. In het geval men hiertoe niet wil of kan overgaan (gedurende een bepaalde periode) kan men de tenaamstelling in het kentekenregister schorsen. Indien de betrokkene een voertuig op haar naam laat overschrijven, is zij vanaf dat moment als kentekenhouder verantwoordelijk voor alle verplichtingen die dat met zich brengt, waaronder ook de verzekeringsplicht. Een onderlinge afspraak met haar ex-man die inhoudt dat laatstgenoemde de verzekering van het voertuig zou regelen, ontheft de betrokkene niet van voornoemde zorgplicht. Het niet naleven van deze afspraak door haar ex-man is daarom een omstandigheid waarvan de gevolgen voor haar rekening en risico komen.
10. Het hof ziet, gelet op het voorgaande, ook geen aanleiding om het sanctiebedrag te matigen. Dat sprake is van een vast beleid van rechtbanken hier in Nederland om in soortgelijke situaties tot matiging over te gaan, is overigens niet gebleken. Het hof merkt hieromtrent nog op dat het bovendien niet gebonden is aan dergelijke uitspraken. De kantonrechter heeft juist beslist door het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond te verklaren.
11. In de beslissing van de kantonrechter valt te lezen dat de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene de kantonrechter geen aanleiding hebben gegeven om het sanctiebedrag te matigen. Hieruit blijkt dat de kantonrechter deze omstandigheden bij zijn oordeel heeft betrokken. Van een motiveringsgebrek is dan ook geen sprake.
12. De gemachtigde beklaagt zich ten slotte over de hoogte van de door de kantonrechter toegekende proceskostenvergoeding. Nu de kantonrechter de inleidende beschikking in stand heeft gelaten, kan, gelet op het arrest van het hof van 1 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3197, in het midden blijven of de kantonrechter de hoogte van de proceskostenvergoeding juist heeft vastgesteld. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
13. Het verzoek om proceskostenvergoeding in hoger beroep wordt, gelet op het hierboven genoemde arrest, afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.