In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over een erfdienstbaarheid van weg. De appellanten, eigenaren van een perceel aan de [a-straat] 86, hebben in hoger beroep de vernietiging van eerdere vonnissen gevorderd, waarin de rechtbank hen in het ongelijk stelde. De zaak draait om de vraag of de bouw van een garage door de geïntimeerden, eigenaren van het aangrenzende perceel aan de [a-straat] 83, inbreuk maakt op de erfdienstbaarheid die in 2015 is gevestigd. De erfdienstbaarheid geeft de appellanten het recht om over een pad dat op het perceel van de geïntimeerden ligt, toegang te krijgen tot hun garage.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bouw van de garage geen inbreuk maakte op de erfdienstbaarheid, omdat de toegang tot de garage van de appellanten niet wezenlijk werd belemmerd. De appellanten stelden echter dat de garage het in- en uitrijden bemoeilijkt, wat hen zou schaden. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de eerdere uitspraken van de rechtbank en de verklaringen van beide partijen tijdens de comparitie ter plaatse.
Het hof concludeert dat de te bouwen garage niet in de weg staat aan het gebruik van de erfdienstbaarheid. De appellanten hebben niet voldoende bewijs geleverd dat de garage daadwerkelijk een belemmering vormt voor hun toegang. De grieven van de appellanten worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellanten worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.