Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van twee minderjarigen door hun vader. De vrouw, die de moeder van de kinderen is, had in eerste aanleg verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van de kinderen door de man, maar dit verzoek was door de rechtbank toegewezen. De vrouw ging in hoger beroep en voerde vier grieven aan, waarbij zij de rechtbank verzocht de eerdere beschikking te vernietigen en de erkenning door de man af te wijzen. De man verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de minderjarigen ook zijn gehoord. De kinderen gaven aan dat zij geen contact met hun vader willen en dat erkenning voor hen niet nodig is. Het hof heeft echter overwogen dat de erkenning van de kinderen door de man in het belang van hun identiteitsontwikkeling is en dat de erkenning niet automatisch leidt tot een verstoring van de relatie tussen de vrouw en de kinderen. Het hof heeft de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geconcludeerd dat er geen reëel risico is dat de erkenning de vrouw in een onevenwichtige psychische toestand zou brengen of de kinderen zou schaden in hun ontwikkeling.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het de grieven van de vrouw heeft verworpen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van erkenning in het familierecht en de noodzaak om de afstamming van de kinderen juridisch vast te leggen, ongeacht de persoonlijke omstandigheden van de ouders.