Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
wonende te [A] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat mr. R.F.P. Scheele te Rotterdam,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift van de GI met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Erkens van 14 juli 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Erkens van 5 augustus 2019 met productie(s);
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) van 3 september 2019;
- een journaalbericht van mr. Erkens van 30 september 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Erkens van 4 oktober 2019 met productie(s).
3.De vaststaande feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009 (hierna: [de minderjarige1] ) en;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2011 (hierna: [de minderjarige2] );
die door de vader zijn erkend en over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen.
4.De omvang van het geschil
Bij brief van 30 september 2019 is namens de moeder aanvullend verzocht, subsidiair, om een onderzoek ex artikel 810a lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te gelasten, bij voorkeur via GGZ [C] en anders via een derde, met de volgende vragen of andere in goede justitie te bepalen vragen:
a. hoe kunnen de ontwikkeling en het functioneren van de kinderen worden beschreven?
b. hoe zijn de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder/ouders te beschrijven?
c. wat zijn de specifieke pedagogische en affectieve behoeften van de kinderen?
d. wat zijn de affectieve en pedagogische vaardigheden van de moeder/ouders in relatie
tot de opvoedingsbehoeften van het kind?
e. wat zijn de mogelijkheden voor de moeder/ouders om de verzorging en de opvoeding
van de kinderen vorm te geven?
f. welke hulpverlening wordt geadviseerd om eventuele thuisplaatsing te realiseren en te
begeleiden?
g. welk advies kan gegeven worden met betrekking tot de hulpverlening om het
mogelijke contraproductief effect (angst en onzekerheid) te neutraliseren?
De vader heeft zich ter zitting akkoord verklaard met het verzoek van de moeder in hoger beroep. Hij heeft daarbij gewezen op de mogelijkheid van een NIFP-onderzoek.
5.De motivering van de beslissing
Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
Bij de moeder is inmiddels aanvullend onderzoek gedaan vanuit [D] . De kinderrechter is het met de GI eens dat een aanvullend (gezins- en perspectief)onderzoek noodzakelijk is. De kinderrechter vindt het plan met adviezen van de behandelaar van de moeder tot terugplaatsing onvoldoende basis biedt om tot terugkeer van de kinderen naar de moeder te beslissen. De kinderrechter heeft daarom de machtigingen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voor de duur van zes maanden verlengd. In die periode dient het gezins- en perspectiefonderzoek afgerond te zijn, aldus de kinderrechter.
3 oktober 2018) , waarin staat: "
DSM IV-V-classificatie:
AS. I Primaire diagnose: 309.24 Chronische (persisterende PTSS met angst),
De diagnose doet naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan de eerdere diagnostiek ten aanzien van de moeder, omdat deze volgens verklaringen van [D] aan de GI gezien moet worden als aanvullend op de eerdere diagnose.
6.De slotsom
7.De beslissing
C. Koopman, bijgestaan door mr. A.J.Th. Harkema als griffier en is op 7 november 2019 in het openbaar uitgesproken.